In deze zaak, die betrekking heeft op internationale kinderontvoering, heeft de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2022 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek dat op 1 april 2022 is ingekomen. De vader, wonende in Italië, heeft samen met zijn advocaat, mr. J.E.C. Verhoeff, een verzoek ingediend om een vaststellingsovereenkomst op te nemen in de beschikking. De moeder, die in Nederland woont en wordt bijgestaan door haar advocaat, mr. H.P. Scheer, heeft bevestigd dat er overeenstemming is bereikt over de afspraken met betrekking tot hun minderjarige kinderen.
De rechtbank heeft op 15 april 2022 een regiezitting gehouden, waarbij de vader en de moeder aanwezig waren, samen met hun advocaten en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. Tijdens deze zitting is de mogelijkheid van crossborder mediation besproken, wat uiteindelijk heeft geleid tot een succesvolle mediation en de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst op 24 april 2022.
De rechtbank heeft de stukken, waaronder de vaststellingsovereenkomst en de F9-formulieren van beide partijen, in overweging genomen. Krachtens artikel 12 lid 3 van de EG-Verordening nr. 2201/2003 is de Nederlandse rechter bevoegd om te beslissen over het verzoek tot opname van de vaststellingsovereenkomst, gezien de nauwe band van de minderjarigen met Nederland. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek gegrond is en in het belang van de minderjarigen, en heeft de afspraken van de ouders opgenomen in de beschikking, die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.