ECLI:NL:RBDHA:2022:5084
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag onder de Dublinverordening en opvang in Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in twee samenhangende zaken, NL22.7392 en NL22.7393, betreffende de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. Eiser, die in 2016 een verzoek om internationale bescherming in Italië had ingediend, had in Nederland een nieuwe asielaanvraag ingediend op 30 november 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, stellende dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 19 mei 2022 is eiser, ondanks kennisgeving van afwezigheid, niet verschenen, terwijl de gemachtigde van verweerder wel aanwezig was. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak ter zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep in de zaak NL22.7392 ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak NL22.7393 af. De rechtbank overwoog dat verweerder in beginsel mag uitgaan van de zorgvuldige behandeling van de asielaanvraag door de Italiaanse autoriteiten en dat het aan eiser is om aan te tonen dat dit niet het geval is. Eiser is hierin niet geslaagd, aangezien hij niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij geen opvang heeft gekregen na zijn overdracht aan Italië.
De rechtbank concludeerde dat verweerder niet verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen de uitspraak in de zaak NL22.7392, waarbij hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.