ECLI:NL:RBDHA:2022:5076

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
C/09/617220 / FA RK 21-5877
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing adoptieverzoek op basis van niet voldoen aan wettelijke voorwaarden en gronden

In deze zaak hebben verzoekers, [Y] en [X], een verzoek ingediend tot adoptie van hun minderjarige neef, [minderjarige 1], die in Marokko woont. Het verzoek is ingediend zonder de vereiste beginseltoestemming van de Minister, zoals voorgeschreven in de Wet Opneming Buitenlandse Kinderen ter Adoptie (Wobka). De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek niet voldoet aan de voorwaarden voor adoptie zoals vastgelegd in de artikelen 1:227 en 228 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtbank heeft geoordeeld dat de kafala, die in Marokko is uitgesproken, niet gelijkgesteld kan worden aan adoptie en dat verzoekers niet aan de vereisten van de Wobka hebben voldaan. Bovendien is niet aangetoond dat [minderjarige 1] in de toekomst niets meer van zijn ouders te verwachten heeft, wat een belangrijke voorwaarde is voor adoptie. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de zorg die verzoekers aan [minderjarige 1] hebben geboden niet gelijkgesteld kan worden aan de verzorging die vereist is voor adoptie. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie afgewezen, evenals het verzoek om wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige 1]. De beslissing is genomen op 25 mei 2022.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 21-5877
Zaaknummer: C/09/617220
Datum beschikking: 25 mei 2022

Adoptie

Beschikking op het op 27 augustus 2021 ingekomen verzoekschrift van:

[Y] en [X]

verzoeker respectievelijk verzoekster,
samen ook: verzoekers,
beiden wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.P.J. Appelman te Alkmaar.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[YY] en [XX] ,

de vader en de moeder,
samen ook: de ouders,
beiden wonende te Zaio, Marokko,
advocaat: --.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 8 oktober 2021 met bijlagen van de zijde van verzoekers;
  • het F9-formulier van 16 maart 2022 van de zijde van verzoekers;
  • het F9-formulier van 11 april 2022 met bijlagen van de zijde van verzoekers;
  • het F9-formulier van 11 april 2022 van de zijde van verzoekers;
  • de brief van 12 april 2022 van de zijde van de Raad voor de Kinderbescherming te Rotterdam (hierna: de Raad).
Op 21 april 2022 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • verzoekers met hun advocaat;
  • [medewerker RvdK] namens de Raad.
De minderjarige [minderjarige 1] heeft op 21 april 2022 in een kindgesprek zijn mening gegeven.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot:
  • adoptie door verzoekers van de minderjarige
  • wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige 1] in [geslachtsnaam Y] .
De Raad heeft geadviseerd om het verzoek tot adoptie af te wijzen.

Feiten

  • Verzoekers zijn met elkaar getrouwd op [huwelijksdatum] 2006 te [huwelijskplaats] , Marokko.
  • De ouders van [minderjarige 1] zijn in Marokko met elkaar gehuwd en hebben gedurende hun hele huwelijk in Marokko gewoond. [minderjarige 1] is tijdens dit huwelijk geboren en woont in Marokko bij zijn ouders.
  • [minderjarige 1] is een neef van verzoekster.
  • Verzoekers hebben de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit.
  • De vader en moeder van [minderjarige 1] hebben de Marokkaanse nationaliteit.
  • [minderjarige 1] heeft de Marokkaanse nationaliteit.
  • De rechtbank van eerste aanleg te [plaatsnaam] , Marokko, heeft bij beslissing van
  • Op 17 augustus 2020 heeft de moeder van [minderjarige 1] een getuigenis afgelegd binnen het arrondissement van de rechtbank te [plaatsnaam] , Marokko, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
  • De brief van 12 april 2022 van de zijde van de Raad voor de Kinderbescherming te Rotterdam vermeldt – voor zover thans van belang – als volgt:
o Bij besluit van 7 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel “verblijf als familie- of gezinslid bij [XX] ” afgewezen.
o Bij besluit van 30 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft de verweerder het bezwaar van de eiser kennelijk ongegrond verklaard.

Beoordeling

Rechtsmacht
Omdat verzoekers in Nederland wonen, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
Toepasselijk recht
De rechtbank stelt vast dat het Haags Adoptieverdrag van 1993 toepassing mist, omdat Marokko niet is aangesloten bij dit verdrag.
Toepasselijk is op grond van artikel 10:105 Burgerlijk Wetboek (BW) het Nederlandse recht, met dien verstande dat de vraag welke betekenis toekomt aan de toestemming van de biologische ouders van de minderjarige, in beginsel wordt beantwoord naar de regels die het nationale recht van de minderjarige (te weten het Marokkaanse recht) daarover bevat.
Volgens artikel 1:227, lid 3, BW kan een adoptieverzoek alleen worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder(s) in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden van artikel 1:228 BW is voldaan.
De voorwaarden voor adoptie, genoemd in artikel 1:228, eerste lid, BW, zijn – voor zover hier van belang – :
  • dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is;
  • dat het kind geen kleinkind van de adoptant is;
  • dat de adoptant ten minste achttien jaar ouder is dan het kind;
  • dat geen van de ouders het verzoek tegenspreekt;
  • dat de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar hebben verzorgd en opgevoed;
  • dat de ouder(s) niet of niet langer het gezag over het kind hebben.
Omdat [minderjarige 1] woonachtig is in Marokko en verzoekers in Nederland, is eveneens de Wet Opneming Buitenlandse Kinderen ter Adoptie (Wobka) van toepassing.
Kafala
Met de in Marokko uitgesproken kafala ten aanzien van [minderjarige 1] is de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van [minderjarige 1] in handen van verzoekers gelegd. Deze kafala is een naar Marokkaans recht bestaande gezagsmaatregel die niet gelijk is aan een adoptie. Dat betekent dat deze maatregel niet op de voet van de artikelen 10:108 en 10:109 BW als adoptie kan worden erkend of omgezet. Dit maakt dat de rechtbank zal beoordelen of het verzoek tot adoptie op de wet is gegrond.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank stelt vast dat het verzoek niet voldoet aan de eisen die de Wobka hieraan stelt.
Ten eerste hebben verzoekers geen beginseltoestemming van Onze Minister, zoals bedoeld in artikel 2 Wobka. Ook is niet voldaan aan de vereisten als genoemd in artikel 8 Wobka. [minderjarige 1] is inmiddels ouder dan zes jaar en er ligt geen toestemming van de Minister om hem, gelet op zijn leeftijd, toch in Nederland toe te laten. Evenmin is op bevredigende wijze aangetoond dat de afstand door de ouders naar behoren is geregeld en hebben verzoekers geen toestemming zoals bedoeld in artikel 8 onder e Wobka verzocht en gekregen van Onze Minister om hem over te brengen naar Nederland.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verzoekers [minderjarige 1] niet ten minste een jaar hebben verzorgd en opgevoed. Hoewel verzoekers hebben betoogd dat zij sinds de op 14 november 2019 uitgesproken kafala, en overigens ook al voorafgaand aan deze maatregel, voor [minderjarige 1] hebben gezorgd door middel van financiële steun en bezoeken aan hem in Marokko, is [minderjarige 1] niet gedurende ten minste een jaar onderdeel van hun gezin geweest. Rond de mondelinge behandeling van deze procedure heeft [minderjarige 1] voor het eerst twee weken in het gezin van verzoekers in Nederland verbleven. De rechtbank is van oordeel dat de zorg die verzoekers in het kader van de kafala aan [minderjarige 1] hebben geboden niet gelijkgesteld kan worden aan de verzorging als bedoeld in artikel 1:228, eerste lid onder f, BW.
Vervolgens voldoet het verzoek evenmin aan de drie vereisten die artikel 1:227, lid 3, BW hieraan stelt. Niet is komen vast te staan dat [minderjarige 1] op dit moment en in de toekomst niets meer van zijn ouder(s) te verwachten heeft. [minderjarige 1] heeft zijn hele leven bij zijn ouder(s) in Marokko gewoond en woont op dit moment nog altijd in ieder geval bij zijn moeder. Uit de overgelegde verklaringen blijkt wel dat er zorgen zijn in het gezin van [minderjarige 1] , maar ook dat er een steunend netwerk is met buren, een grootmoeder en een tante. De moeder van [minderjarige 1] heeft in de door haar afgelegde getuigenis gesteld dat [minderjarige 1] niets meer te verwachten heeft van zijn vader. Uit haar verklaring blijkt niet dat [minderjarige 1] evenmin meer iets van zijn moeder heeft te verwachten. Ouders zijn in beginsel de eerst aangewezen personen om voor hun kind te zorgen. In het kader van deze procedure is onvoldoende gesteld en gebleken dat van dit uitgangspunt afgeweken moet worden.
Dat de ouders van [minderjarige 1] het verzoek tijdens de mondelinge behandeling niet hebben tegengesproken, is voor de rechtbank niet doorslaggevend. Uit het dossier blijkt dat de ouders met een erg korte oproeptermijn op de hoogte zijn gesteld van de mondelinge behandeling, terwijl zij in Marokko verblijven. Dat de ouders hebben ingestemd met het verzochte, blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende uit de door hen ondertekende verklaring. De advocaat van verzoekers, mr. Appelman, heeft bij het inleidende verzoekschrift weliswaar een referteverklaring overgelegd in het Nederlands, volgens welke verklaring de ouders hebben aangegeven zich niet te verzetten tegen de verzochte voorziening, maar deze referteverklaring is echter niet gedateerd en gecertificeerd door de advocaat van verzoekers. Evenmin is de verklaring voorzien van kopieën van geldige identiteitsbewijzen van de ouders, zodat de rechtbank met deze verklaring geen rekening zal houden.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat de verzochte adoptie in het kennelijk belang van [minderjarige 1] is. [minderjarige 1] is opgegroeid in de Marokkaanse cultuur, heeft zijn hele leven daar doorgebracht en spreekt alleen de Marokkaanse taal. Hoewel er zorgelijke omstandigheden zijn gesteld over de situatie waar [minderjarige 1] in opgroeit, is niet aannemelijk gemaakt dat deze zorgen enkel via de weg van adoptie weggenomen kunnen worden. Dat verzoekers menen dat zij [minderjarige 1] een betere toekomst in Nederland kunnen geven, is onvoldoende om een zo ingrijpende kinderbeschermingsmaatregel als adoptie uit te spreken. Nu er geen beginseltoestemming is afgegeven, er uit dien hoofde geen onderzoek is uitgevoerd naar de geschiktheid van de aspirant adoptiefouders en zij geen voorlichting hebben gevolgd, is er bovendien te weinig informatie voorhanden om vast te stellen dat de adoptie in het kennelijke belang van [minderjarige 1] is.
Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
Geslachtsnaam [minderjarige 1] bij adoptie
De rechtbank komt niet toe aan het verzoek ten aanzien van de geslachtnaam van [minderjarige 1] , omdat het verzoek tot adoptie wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.S.F. de Nijs, J.M. Vink en W.G. de Boer, kinderrechters, bijgestaan door mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 mei 2022.