ECLI:NL:RBDHA:2022:5062

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
AWB -22_1103
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening wegens ontbreken van besluit

Op 17 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een voorlopige voorziening heeft verzocht. Dit verzoek is ingediend via e-mail op 13 februari 2022, maar verzoekster heeft nagelaten een kopie van het besluit waartegen het verzoek is gericht, bij te voegen. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij betalingsonmacht heeft met betrekking tot het griffierecht, wat door de voorzieningenrechter is toegewezen, waardoor zij geen griffierecht hoeft te betalen voor deze procedure.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat in een verzoekschrift een goede omschrijving van het besluit vereist is, evenals de bijlagen van het bezwaar- of beroepschrift. Aangezien verzoekster geen kopie van het besluit heeft overgelegd, kon het verzoek niet in behandeling worden genomen. De griffier had verzoekster op 16 februari 2022 verzocht om binnen vijf werkdagen de ontbrekende informatie aan te leveren, maar verzoekster heeft hier niet aan voldaan. Hierdoor was het voor de voorzieningenrechter onduidelijk waar verzoekster het niet mee eens was, en het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1103

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 maart 2022 in de zaak van

[verzoekster], verzoekster

Procesverloop

Verzoekster heeft de voorzieningenrechter met een e-mailbericht van 13 februari 20022 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Verzoekster heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht ten aanzien van het betalen van het griffierecht. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om dit beroep toe te wijzen. Verzoekster hoeft dan ook geen griffierecht te betalen voor deze procedure.
3. In een verzoekschrift moet onder meer een omschrijving worden gegeven van het besluit waartegen het verzoek is gericht. Ook moet een kopie van het bezwaar- of beroepschrift en zo mogelijk het besluit waartegen het verzoek is gericht worden meegestuurd. Als het in verzoekschrift geen goede omschrijving van het besluit is vermeld, geen besluit of bezwaar- of beroepschrift is meegestuurd kan het verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard. De indiener moet dan wel de gelegenheid hebben gehad om het verzuim te herstellen binnen een daartoe gestelde termijn. [1]
4. Verzoekster stelt in haar verzoekschrift, dat zij op 13 februari 2022 per e-mail heeft ingediend, dat zij een spoedprocedure
‘vanwege voortdurende onherstelbare medische schade waarvoor de Nederlandse overheid causaal opzettelijk aansprakelijk en verantwoordelijk is’. Zij vraagt de voorzieningenrechter om beëindiging van de opzettelijk veroorzaakte en jarenlang voortdurende crisissituatie waarin zij zich bevindt.
5. De griffier van de rechtbank verzoekster op 16 februari 2022 gevraagd binnen vijf werkdagen de volgende informatie aan de rechtbank te sturen: haar volledige adres, vermelding van het besluit waar zij het niet mee eens is en een kopie te sturen van het besluit. In deze brief is vermeld dat het verzoek niet-ontvankelijk kan worden verklaard als verzoekster de gevraagde informatie niet toestuurt en ook niet om uitstel vraagt. In reactie hierop heeft verzoekster op 18 februari 2022 een aantal stukken ingediend.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat binnen de gestelde termijn van verzoekster geen kopie van een besluit is ontvangen. Verzoekster heeft dus niet voldaan aan de voorwaarden voor het in behandeling nemen van haar verzoek. Het is de voorzieningenrechter niet duidelijk waar verzoekster het niet mee eens is. Zij kan uit de stukken niet opmaken wat van haar verwacht wordt. Duidelijk is wel dat verzoekster meerdere problemen ervaart met meerdere overheidsinstanties.
7. Het verzoek is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk. Dit betekent dat er geen inhoudelijke behandeling van het verzoek zal plaatsvinden.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. J.J.P.Bosman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit staat in de Algemene wet bestuursrecht (zie artikel 8:81, vierde lid, in combinatie met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder c, artikel 6:5, tweede lid, en artikel 6:6.