ECLI:NL:RBDHA:2022:5051

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
NL22.6863
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot opvang en voorzieningen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2022 uitspraak gedaan op het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die een V-nummer heeft, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin haar bezwaar tegen een eerder besluit ongegrond werd verklaard. Dit eerdere besluit hield in dat verzoekster niet in aanmerking kwam voor opschorting van vertrek. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij ernstige medische klachten heeft en haar opvang door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) op 30 mei 2022 zou eindigen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van onverwijlde spoed, aangezien verzoekster op korte termijn haar opvang zou verliezen. Verweerder heeft zich niet verzet tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening, waardoor de voorzieningenrechter heeft besloten het bestreden besluit te schorsen. Dit betekent dat verzoekster in aanmerking komt voor opvang en voorzieningen van het COA totdat er een beslissing is genomen op haar beroep.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 759,-. Deze kosten zijn gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing, conform de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.6863
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Erik),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 19 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder ambtshalve beoordeeld dat verzoekster niet in aanmerking komt voor opschorting van vertrek. [1]
Bij besluit van 1 april 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Op 18 mei 2022 heeft verzoekster de rechtbank verzocht om het verzoek om een voorlopige voorziening met spoed te behandelen.
Op 24 mei 2022 heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

Is er een spoedeisend belang?
1. De voorzieningenrechter kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist en kan als partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad, ook uitspraak doen zonder dat partijen worden uitgenodigd voor een zitting. [2]
2. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken. Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (het COA) heeft verzoekster op 18 mei 2022 een brief gestuurd, waarin is medegedeeld dat haar opvang op 30 mei 2022 beëindigd zal worden. Verzoekster dient op deze datum dan ook de COA-opvanglocatie te verlaten.
Wat vinden partijen?
3. Verzoekster stelt dat zij ernstige medische klachten heeft en dat zij zich zonder behandeling niet kan handhaven. Daarom heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden opgeschort – en dat zij aldus ook in aanmerking komt voor voorzieningen van het COA – totdat op het beroep is beslist.
4. Verweerder heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening, zodat de opvang en voorzieningen aan verzoekster worden gecontinueerd.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
5. Aangezien tussen partijen niet in geschil is dat verzoekster gedurende de beroepsprocedure in aanmerking moet komen voor opvang en verstrekkingen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen, het bestreden besluit te schorsen en te bepalen dat verzoekster in aanmerking komt voor opvang en voorzieningen van het COA totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.
Conclusie
6. Gelet op het voorgaande, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toe.
7. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Bpb [3] voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan verzoekster een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoekster in aanmerking komt voor opvang en voorzieningen van het COA totdat is beslist op het beroep;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.C. de Grauw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 8:83, vierde lid, van de Awb.
3.Besluit proceskosten bestuursrecht.