Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2022 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten en stelt daarbij vast dat sprake is van samenhangende zaken, aangezien de bezwaarschriften en de beroepschriften gelijktijdig zijn ingediend door dezelfde rechtsbijstandverlener en beide procedures hetzelfde feitencomplex kennen. De kosten stelt de rechtbank daarom op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.300,-(1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 541,- en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- met een wegingsfactor 1).
De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is in beide zaken het door verzoeker betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.