ECLI:NL:RBDHA:2022:5030
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing zelfstandige asielaanvraag met betrekking tot reëel risico op ernstige schade in Somalië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de asielaanvraag van eiser, een Somalische nationaliteit houder. Eiser had eerder een verblijfsvergunning asiel gekregen, maar diende op 22 januari 2019 een zelfstandige asielaanvraag in. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 12 oktober 2021 afgewezen, omdat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico loopt op ernstige schade, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft de zaak op 14 april 2022 behandeld en partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Eiser voerde aan dat hij bedreigd wordt door zijn ex-vrouw en dat hij vreest voor de gevolgen van deze bedreigingen bij terugkeer naar Somalië. De rechtbank oordeelde echter dat de enkele uitlating van de ex-vrouw onvoldoende was om aan te nemen dat er een reëel risico op ernstige schade bestond. Bovendien was er geen bewijs dat de familie van de ex-vrouw hem iets aan zou doen bij terugkeer. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiser geen internationale bescherming nodig had.
Daarnaast overwoog de rechtbank dat Mogadishu als een beschermingsalternatief kan worden aangemerkt, omdat eiser daar in het verleden enige tijd had verbleven en zijn zus daar nog steeds woont. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.