Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[naam], verzoeker V-nummer: [nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759,-.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. De verzoeker, die een asielaanvraag had ingediend, was van mening dat zijn aanvraag niet op de juiste wijze was behandeld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 5 april 2022 besloten om de opvolgende asielaanvraag niet in behandeling te nemen, met als argument dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublin-verordening.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 april 2022 behandeld tijdens een zitting in Breda, waar de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. Y.E. Verkouter, en waar ook een tolk aanwezig was. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. E.H.J. de Bonth.
In de uitspraak van vandaag, die ook betrekking heeft op een andere zaak (NL.22.5887), heeft de rechtbank het beroep in de bodemzaak gegrond verklaard. Dit leidde tot de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft echter wel de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten die de verzoeker heeft gemaakt, vastgesteld op €759,- voor de rechtsbijstand verleend door een derde. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.