ECLI:NL:RBDHA:2022:5023

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
NL22.576
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding. De verzoeker, een asielzoeker, had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin zijn asielaanvraag in de verlengde asielprocedure als ongegrond was afgewezen. Op 15 april 2022 heeft de staatssecretaris het bestreden besluit ingetrokken en aangegeven bereid te zijn de proceskosten van de verzoeker te vergoeden. Hierop heeft de verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om een veroordeling van de staatssecretaris in de proceskosten.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat, nu het bestreden besluit is ingetrokken en de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan de verzoeker, er aanleiding is om de staatssecretaris in de proceskosten te veroordelen. De rechtbank wijst erop dat de bereidheid van de staatssecretaris om de proceskosten te vergoeden, niet betekent dat er geen veroordeling kan plaatsvinden, aangezien de uitspraak van de rechtbank een executoriale titel oplevert voor de verzoeker.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 759, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van dit bedrag aan de verzoeker. Deze uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier W. van Loon, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.576

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. I. Wudka),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Gieskes).

Procesverloop

Bij het besluit van 17 december 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde asielprocedure afgewezen als ongegrond.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 15 april 2022 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken en meegedeeld dat hij bereid is om de door verzoeker gemaakte proceskosten te vergoeden.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft bij brief van 21 april 2022 hierop gereageerd.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank bij afzonderlijke uitspraak en met toepassing van artikel 8:75 Awb een bestuursorgaan in de proceskosten veroordelen, indien bij de intrekking van het beroep daarom wordt verzocht en verweerder geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
2. Nu het bestreden besluit is ingetrokken onder de mededeling dat opnieuw op de aanvraag zal worden beslist, is verweerder tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker. Gelet hierop is er aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen. Dat verweerder zich bereid heeft verklaard om de proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand aan verzoeker te vergoeden en om die reden stelt geen aanleiding te zien voor een veroordeling in de proceskosten, is voor de rechtbank geen aanleiding om het verzoek niet toe te wijzen. De uitspraak van de rechtbank levert voor verzoeker immers een executoriale titel op.
3. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 759 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759 met een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759 (
zevenhonderdnegenenvijftig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.