ECLI:NL:RBDHA:2022:5014
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in een aanvullend terugkeerbesluit met betrekking tot Algerijnse nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die stelt Algerijns te zijn, heeft beroep ingesteld tegen een aanvullend terugkeerbesluit dat op 19 januari 2022 door de staatssecretaris is genomen. Dit besluit was een aanvulling op een eerder terugkeerbesluit van 27 januari 2020, waarin de asielaanvraag van de eiser als kennelijk ongegrond was afgewezen. De eiser betwistte de rechtmatigheid van het besluit, onder andere omdat zijn personalia niet correct waren opgenomen en omdat hij niet in de Nederlandse taal was gehoord.
De rechtbank heeft ambtshalve haar bevoegdheid getoetst om kennis te nemen van het beroep. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit geen nieuwe rechtsgevolgen met zich meebrengt, aangezien het enkel een expliciete vermelding van het land van terugkeer, Algerije, bevat. Dit was al duidelijk uit het eerdere besluit van 27 januari 2020. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet aan te merken is als een appellabel besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor zij onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.