ECLI:NL:RBDHA:2022:5014

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
NL22.1224
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in een aanvullend terugkeerbesluit met betrekking tot Algerijnse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die stelt Algerijns te zijn, heeft beroep ingesteld tegen een aanvullend terugkeerbesluit dat op 19 januari 2022 door de staatssecretaris is genomen. Dit besluit was een aanvulling op een eerder terugkeerbesluit van 27 januari 2020, waarin de asielaanvraag van de eiser als kennelijk ongegrond was afgewezen. De eiser betwistte de rechtmatigheid van het besluit, onder andere omdat zijn personalia niet correct waren opgenomen en omdat hij niet in de Nederlandse taal was gehoord.

De rechtbank heeft ambtshalve haar bevoegdheid getoetst om kennis te nemen van het beroep. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit geen nieuwe rechtsgevolgen met zich meebrengt, aangezien het enkel een expliciete vermelding van het land van terugkeer, Algerije, bevat. Dit was al duidelijk uit het eerdere besluit van 27 januari 2020. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet aan te merken is als een appellabel besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor zij onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen.

De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL22.1224

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een aanvullend terugkeerbesluit opgelegd.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Bij besluit van 27 januari 2020 heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond en aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd. Bij het bestreden besluit heeft verweerder dit terugkeerbesluit aangevuld en meegedeeld dat de terugkeerinspanningen van de Nederlandse overheid zich zullen richten op Algerije.
3. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onrechtmatig is omdat zijn personalia niet correct zijn opgenomen, omdat een handtekening ontbreekt en omdat er geen deugdelijke voorbereiding heeft plaatsgevonden aangezien hij blijkens het proces-verbaal van gehoor niet, dan wel in de Nederlandse taal is gehoord, die hij niet machtig is.
4. De bestuursrechter toetst ambtshalve zijn bevoegdheid om kennis te nemen van het beroep. In dat kader doet zich de vraag voor of het bestreden besluit nieuwe rechtsgevolgen in het leven roept en daarmee is aan te merken als een appellabel besluit.
5. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit alleen is genomen om expliciet een land van terugkeer te vermelden. De rechtbank is echter van oordeel dat uit het hiervoor genoemde terugkeerbesluit van 27 januari 2020 al voldoende blijkt dat Algerije het land is waarnaar eiser volgens verweerder moet terugkeren. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat blijkens dit besluit ervan uit wordt gegaan dat eiser de Algerijnse nationaliteit heeft, dat eisers asielaanvraag is afgedaan op de grond dat Algerije een veilig land van herkomst was en dat niet blijkt van indicaties dat (tevens) een ander land van terugkeer is beoogd.
6. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit geen rechtsgevolgen in het leven roept die niet al eerder waren ontstaan. Dit brengt met zich dat het bestreden besluit geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waartegen op grond van artikel 8:1 van de Awb beroep kon worden ingesteld.
7. Dat betekent dat de rechtbank kennelijk onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar uitgesproken door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.