ECLI:NL:RBDHA:2022:5013
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met eerdere tegenwerping van artikel 1F
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R.A.P.M. van der Zanden, had tegen een eerder besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 1 februari 2022, verklaarde de asielaanvraag van verzoeker niet-ontvankelijk. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 21 april 2022, waarbij verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk, A. Nakamya. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. A.M. van Eik.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er inmiddels een uitspraak is gedaan in de aanverwante zaak NL22.1680, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening is komen te vervallen. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. W. van Loon, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.