ECLI:NL:RBDHA:2022:5009
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op basis van huiselijk geweld en eerwraak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2022 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Marokkaanse vrouw, had haar aanvraag ingediend op basis van tijdelijke humanitaire gronden, waarbij zij stelde slachtoffer te zijn van huiselijk geweld door haar ex-man. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet voldeed aan de voorwaarden voor vrijstelling van dit vereiste. Eiseres had aangevoerd dat zij zich niet kon onttrekken aan het huiselijk geweld door terug te keren naar Marokko, uit vrees voor eerwraak van de familie van haar ex-man.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 14 april 2022 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij zich niet kon onttrekken aan het huiselijk geweld door terug te keren naar haar land van herkomst. De rechtbank vond de door eiseres geuite vrees voor eerwraak onvoldoende onderbouwd en stelde dat deze vrees niet op grond van het beleid voor slachtoffers van huiselijk geweld aanspraak gaf op een verblijfsvergunning. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor slachtoffers van huiselijk geweld om aan specifieke voorwaarden te voldoen om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning en dat de vrees voor eerwraak niet automatisch leidt tot een vrijstelling van de vereisten voor een verblijfsvergunning.