ECLI:NL:RBDHA:2022:493

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
AWB 20/9251
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak afgewezen

Op 10 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker uit Egypte, die een voorlopige voorziening had aangevraagd na de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was de verweerder in deze zaak. Het primaire besluit, genomen op 13 augustus 2020, wees de aanvraag van verzoeker af. Het bezwaar tegen dit besluit werd op 27 november 2020 ongegrond verklaard. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter overwoog dat, aangezien het beroep ongegrond was verklaard, er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer was. Hierdoor moest het verzoek om voorlopige voorziening als niet-ontvankelijk worden verklaard. De voorzieningenrechter heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, zoals bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000. De zaak is geregistreerd onder zaaknummer AWB 20/9251.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/9251

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 januari 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit Egypte, verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Orhan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 13 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER [1] afgewezen.
Bij besluit van 27 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Bij uitspraak van vandaag [3] heeft de rechtbank het hiervoor genoemde door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter stelt dan ook vast dat er geen bezwaar- dan wel beroepsprocedure meer loopt, zodat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Zaaknummer AWB 20/9250.