ECLI:NL:RBDHA:2022:4925

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
C/09/622352 / FT RK 21/993 en 622128 / FT RK 21/973
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een faillissementsprocedure met betrekking tot een problematische schuldensituatie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord door de verzoekster, die zich in een problematische schuldensituatie bevindt. De verzoekster heeft een schuldenlast van € 85.582,80 aan negentien schuldeisers en heeft een voorstel gedaan aan haar schuldeisers, waarbij een deel van de vorderingen wordt voldaan en het resterende deel wordt kwijtgescholden. Aangezien niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft de verzoekster de rechtbank verzocht om het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, waarbij zij heeft vastgesteld dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door de gemeente Den Haag.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de ontvankelijkheid van de verzoekster en de rechtsmacht van de Nederlandse rechter, ondanks dat de rechtsverhouding met de weigerende schuldeiser, Island, wordt beheerst door Curaçaos recht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoekster ontvankelijk is in haar verzoeken, omdat zij woonachtig is in Nederland. Vervolgens heeft de rechtbank de belangen van alle betrokken partijen afgewogen en geconcludeerd dat de weigering van Island om in te stemmen met de aangeboden schuldregeling onredelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster het maximaal haalbare voorstel heeft gedaan en dat de meerderheid van de schuldeisers heeft ingestemd met de regeling.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat Island moet instemmen met de schuldregeling en heeft het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) afgewezen, omdat de verzoekster geen belang meer had bij dit verzoek na de toewijzing van het dwangakkoord. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen acht dagen hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: C/09/622352 / FT RK 21/993 en 622128 / FT RK 21/973
vonnis van 24 mei 2022
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
hierna: [verzoekster],
tegen
Luidens en Luidens Advocaten Incassobureau/Island Finance (Curaçao) N.V., vertegenwoordigd door Vurich Deurwaarders,
gevestigd te Curaçao,
hierna: Island.
Waar deze zaak over gaat
[verzoekster] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Zij heeft een voorstel gedaan aan haar schuldeisers, waarbij een deel van de vorderingen wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeisers wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft [verzoekster] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
[verzoekster] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van € 85.582,80 aan negentien schuldeisers. Het is [verzoekster] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden.
1.2.
Bij beschikking van 4 januari 2021 is N. Davi-Aslan, h.o.d.n. Budgetbeheer & Beschermingsbewind door de kantonrechter benoemd tot beschermingsbewindvoerder van [verzoekster] .
1.3.
Met behulp van de gemeente Den Haag heeft [verzoekster] op 12 oktober 2021 een schuldregeling aangeboden (saneringsakkoord). Dit voorstel houdt in dat aan de schuldeisers met een recht van voorrang een uitkering ineens wordt aangeboden van 4,5% en aan de gewone schuldeisers een uitkering ineens van 2,25%, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen. Island is als enige schuldeiser niet akkoord gegaan met dit voorstel.
1.4.
Op 7 maart 2022 heeft [verzoekster] met behulp van de gemeente Den Haag uitsluitend Island een verbeterde schuldregeling aangeboden. Dit voorstel hield in dat uitsluitend Island haar vordering op termijn volledig betaalt krijgt. Island is akkoord gegaan met dit voorstel. Dit voorstel, waarvan de beschermingsbewindvoerder niet op de hoogte was, is op 8 maart 2022 ingetrokken.
1.5.
Met behulp van de gemeente Den Haag heeft [verzoekster] voor het laatst op 16 maart 2022 een schuldregeling aangeboden (saneringsakkoord). Dit voorstel houdt in dat aan de schuldeisers met een recht van voorrang een uitkering ineens wordt aangeboden van 4,56% en aan de gewone schuldeisers een uitkering ineens van 2,28%, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen. Island is als enige schuldeiser opnieuw niet akkoord gegaan met dit voorstel.
1.6.
[verzoekster] heeft een schuld aan Island van € 7.455,96. Dat is 8,71% van de totale schuldenlast.
1.7.
De overige achttien schuldeisers hebben het aanbod aanvaard.
1.8.
Om tot een oplossing voor haar schulden te komen heeft [verzoekster] , samen met haar beschermingsbewindvoerder, bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil zij dat de rechtbank Island dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil zij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van [verzoekster] zijn behandeld op de zitting van 10 maart 2022 en 17 mei 2022. Bij de behandeling zijn verschenen:
- [verzoekster] ,
- [C], [D], [E] (schuldhulpverleners van de gemeente Den Haag,
- N. Davi-Aslan (beschermingsbewindvoerder).
2.2.
Island is opgeroepen, maar niet op de zitting verschenen. Zij heeft schriftelijk verweer gevoerd.
2.3.
In de aanloop naar de zitting van 10 maart 2022 is namens [verzoekster] aan één schuldeiser (Island) een beter voorstel gedaan dan aan de overige schuldeisers. Om die reden is [verzoekster] op de zitting van 10 maart 2022 in de gelegenheid gesteld alle schuldeisers een verbeterde schuldregeling aan te bieden, óf aan te tonen dat een verbeterde schuldregeling niet haalbaar is.

3.Standpunten van partijen

3.1.
[verzoekster] stelt dat het onredelijk is dat Island het aanbod niet aanvaardt. Volgens haar heeft zij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden en kan zij niet meer aanbieden dan zij heeft gedaan.
3.2.
Island stemt – samengevat – om de volgende redenen niet in met de aangeboden schuldregeling. Island heeft betoogd dat Elvira niet ontvankelijk is in haar verzoek. De vordering van Island en de onderlinge rechtsverhouding worden beheerst door het recht van Curaçao. Island is niet onderworpen en gebonden aan hetgeen over de verzoeken van [verzoekster] is bepaald in de Nederlandse Faillissementswet. De (Nederlandse) Faillissementswet geldt niet op Curaçao. Curaçao en haar onderdanen zijn niet onderworpen aan de Verordening (EU) 2015/848 betreffende insolventieprocedures. Island is gevestigd op Curaçao en haar rechtsverhouding met [verzoekster] wordt door Curaçaos recht beheerst, zodat het door [verzoekster] verzochte dwangakkoord of de verzochte toepassing van de schuldsaneringsregeling geen werking heeft ten aanzien van de vordering die Island op haar heeft. Daarom kan niet van Island verwacht worden dat zij instemt met het dwangakkoord en dat zij rekening houdt met de positie van de andere schuldeisers. Indien de rechtbank van oordeel is dat [verzoekster] wel is onderworpen aan de Nederlandse Faillissementswet dan is Island van oordeel dat het verzoek tot het dwangakkoord dient te worden afgewezen omdat het buitengerechtelijk traject (veel) minder waarborgen biedt dat een gerechtelijke insolventieprocedure, waar Island in dat geval de voorkeur aan geeft. Verder is niet duidelijk hoeveel schuldeisers [verzoekster] heeft en wat hun positie is. Tot slot blijkt onvoldoende waar de inkomsten van [verzoekster] uit bestaan. Kennelijk ontvangt zij een uitkering van DUO, terwijl nergens uit volgt dat zij niet in staat is anderszins inkomen te genereren, zoals uit werk. Het aanbod is niet maximaal. Een nadere toelichting op de omstandigheden van [verzoekster] ontbreekt en is veel te summier. Uit het voorstel van 7 maart 2022 blijkt dat [verzoekster] kennelijk meer (toekomstige) verdiencapaciteit heeft.

4.De beoordeling van de verzoeken

Ten aanzien van de ontvankelijkheid

4.1.
[verzoekster] is naar het oordeel van de rechtbank ontvankelijk in haar verzoeken.
Het antwoord op de vraag door welk recht de rechtsverhouding tussen [verzoekster] en Island beheerst wordt (in dit geval: Curaçaos recht), staat los van de vraag of de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van de onderhavige verzoeken van [verzoekster] . Die vraag moet – nu de Brussel I bis-verordening niet van toepassing is omdat Curaçao geen lidstaat is – worden beantwoord aan de hand van de bepalingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Op grond van het bepaalde in artikel 3 sub a Rv komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe omdat verzoekster woonplaats heeft in Nederland.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat Island weigert in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de gemeente Den Haag. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarde, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich drie jaar lang maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van een (groot) deel van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoekster zelf, van de weigerende schuldeiser en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
[verzoekster] heeft het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.6.
Het voorstel dat [verzoekster] aan haar schuldeisers heeft gedaan is het maximaal haalbare. Een beter voorstel is, in elk geval de komende drie jaar, niet haalbaar. [verzoekster] is alleenstaand en heeft de zorg voor drie jonge kinderen. Zij neemt deel aan het Jongeren Perspectief Fonds (JPF) van de gemeente Den Haag en volgt een MBO opleiding tot verpleegkundige, niveau 3. [verzoekster] ontvangt een bijdrage/lening vanuit Dienst Uitvoering en Onderwijs (DUO) en toeslagen. Zij werkt niet, vanwege haar studie en de zorg voor haar kinderen. Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is besproken, kan worden aangenomen dat de inkomenspositie van verzoekster de komende drie jaar niet zodanig zal verbeteren dat aan de schuldeisers een hogere uitkering zal kunnen worden gedaan dan nu is aangeboden. Dat is ook het geval wanneer [verzoekster] nu fulltime aan het werk zou gaan. Zij beschikt nu over een diploma als verpleegkundige, niveau 2 en zou op dat niveau (als starter) aan de slag kunnen. Het inkomen dat zij daarmee zou verdienen, resulteert echter niet in een hogere afloscapaciteit. Dat betekent dat het voorstel zoals dat is gedaan het maximaal haalbare voorstel is. Het betere voorstel dat (zonder medeweten van de beschermingsbewindvoerder) aan Island is gedaan, moet tegen deze achtergrond dan ook worden gezien als een vergissing. Kortom: het voorstel is het maximaal haalbare. De situatie van [verzoekster] is verder stabiel. Zij heeft sinds 4 januari 2021 beschermingsbewind. Er ontstaan geen nieuwe schulden en de vaste lasten worden betaald.
Deze regeling is in het belang van de andere schuldeisers
4.7.
De meerderheid van de schuldeisers, die samen 91,29% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt, heeft ingestemd met de aangeboden schuldregeling. De belangen van deze schuldeisers wegen, gelet op de gezamenlijke omvang, zwaarder dan dat van Island.
4.8.
Uit de bij het verzoekschrift gevoegde stukken blijkt dat het dwangakkoord voor alle schuldeisers tot een gunstiger resultaat leidt dan de WSNP. Toepassing van de WSNP leidt tot hoge kosten, doordat de vergoeding van de bewindvoerder uit het gespaarde saldo wordt voldaan. Hierdoor blijft een lagere uitkering voor de schuldeisers over.
Het aangeboden akkoord wordt op korte termijn door de gemeente aan de schuldeisers overgemaakt, zodat zij het dossier kunnen sluiten. Nakoming van het akkoord is aldus voldoende gewaarborgd.
Het WSNP-verzoek is niet langer aan de orde
4.9.
Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord wordt toegewezen, heeft [verzoekster] geen belang meer bij haar verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Island in te stemmen met de onder 1.4. bedoelde schuldregeling;
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit is de beslissing van mr. R.G.C. Veneman, rechter, in samenwerking met F.J. Knaap LL.B., griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2022.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.