ECLI:NL:RBDHA:2022:4889
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid met betrekking tot prikkelende stoffen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiser, die laatstelijk werkzaam was bij PostNL, had een WIA-uitkering aangevraagd op 14 november 2019. Het primaire besluit van 16 januari 2020 kende hem een uitkering toe op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 48,23%. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, wat leidde tot een herziening van het percentage naar 55,59% in het bestreden besluit van 6 augustus 2020. Eiser was het niet eens met deze beoordeling en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 20 januari 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om eiser de gelegenheid te geven te reageren op aanvullende arbeidsdeskundige stukken. Na ontvangst van de reacties van beide partijen heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk zijn gegaan en dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd zijn. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat de medische beoordeling onjuist is.
De rechtbank concludeert dat de toekenning van de WIA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 55,59% terecht is en dat de functies die aan eiser zijn geduid, passend zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.