ECLI:NL:RBDHA:2022:4885
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak over uitkering op grond van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, waarin werd bepaald dat zij vanaf 7 mei 2020 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Ziektewet. Het primaire besluit werd genomen op 19 maart 2020, en het bestreden besluit op 6 november 2020, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard.
De zitting vond digitaal plaats op 15 februari 2022, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. S. Benali, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. A. Arabkhani. Tijdens de zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om verweerder de gelegenheid te geven nadere informatie te verstrekken. Op 15 maart 2022 ontving de rechtbank een nieuw besluit op bezwaar van verweerder, gedateerd 9 maart 2022. Eiseres trok vervolgens haar beroep in en verzocht om een proceskostenveroordeling.
De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtbank in geval van intrekking van het beroep, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat verweerder met het besluit van 9 maart 2022 geheel aan het beroep van eiseres tegemoet was gekomen, wat aanleiding gaf om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres. De proceskosten werden vastgesteld op € 1.518,-, en verweerder werd ook veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 48,-.
De uitspraak werd gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, in aanwezigheid van griffier mr. H.B. Brandwijk, en is openbaar uitgesproken op 26 april 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.