ECLI:NL:RBDHA:2022:483

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
21_280
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag leerlingenvervoer op basis van afstandseisen en bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in [woonplaats], een aanvraag ingediend voor leerlingenvervoer voor haar kinderen naar de OBS [school] in [plaats] voor het schooljaar 2020-2021. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk afgewezen, omdat de afstand van de woning naar de school minder dan de vereiste 6 kilometer bedraagt. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de afstand tussen het woonadres van eiseres en de school 5,6 kilometer is, wat niet voldoet aan de voorwaarden voor bekostiging van leerlingenvervoer volgens de Verordening leerlingenvervoer Rijswijk 2019. Eiseres heeft aangevoerd dat er bijzondere omstandigheden zijn die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen, zoals de noodzaak van extra taalondersteuning voor haar kinderen en haar onvermogen om hen naar school te brengen vanwege een bijstandsuitkering en het ontbreken van een auto.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de door eiseres aangevoerde omstandigheden niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die de afwijzing van de aanvraag zouden moeten rechtvaardigen. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar vaste jurisprudentie van de Raad van State, waarin wordt gesteld dat het in beginsel de verantwoordelijkheid van ouders is om voor de begeleiding van hun kinderen te zorgen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/280

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.P. de Witte),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, verweerder

(gemachtigde: V.M.M. Albers).

Procesverloop

Bij besluit van 23 september 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag voor leerlingenvervoer afgewezen.
Bij besluit van 18 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 31 augustus 2020 een aanvraag ingediend voor het leerlingenvervoer van haar kinderen [A] , [B] en [C] naar de OBS [school] te [plaats] voor het schooljaar 2020-2021.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder deze aanvraag afgewezen en de afwijzing bij het bestreden besluit gehandhaafd. Verweerder stelt dat eiseres niet aan de voorwaarden voldoet om voor leerlingenvervoer in aanmerking te komen, nu de afstand van de woning van eiseres in [woonplaats] naar de OBS [school] 5,6 kilometer bedraagt en dit minder is dan de minimale afstand van 6 kilometer.
3. Eiseres voert aan dat naar haar bijzondere omstandigheden moet worden gekeken en dat de hardheidsclausule moet worden toegepast. Zij stelt dat haar kinderen vanwege extra taalondersteuning zijn geplaatst op de OBS De [school] in [plaats] . Eiseres en haar partner zijn niet in staat de kinderen dagelijks weg te brengen naar en op te halen van school en haar kinderen, 11 jaar, 9 jaar en 6 jaar oud, zijn nog te jong om zelfstandig met de fiets of het openbaar vervoer te reizen. Zijzelf beschikt niet over een auto. Voorts moeten zij en haar partner rondkomen van een bijstandsuitkering.
4. De rechtbank overweegt dat onbetwist is dat de afstand tussen het woonadres van eiseres en het adres van de school minder dan 6 kilometer bedraagt. Daarmee voldoet eiseres niet aan de voorwaarde van artikel 12 van de Verordening leerlingenvervoer Rijswijk 2019 om in aanmerking te komen voor bekostiging van het vervoer van haar kinderen.
5. De door eiseres aangevoerde omstandigheden geven de rechtbank geen reden om te concluderen dat er sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden dat deze voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn om de hardheidsclausule toe te passen.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 6 januari 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BK8359 en 3 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3314) is het uitgangspunt dat het in beginsel tot de verantwoordelijkheid van de ouders behoort zorg te dragen voor de begeleiding van hun kinderen. Niet is gebleken dat eiseres en haar partner niet in staat zouden zijn de kinderen te begeleiden naar school. Voor zover eiseres stelt dat zij dan wel haar partner om medische redenen daartoe niet in staat zijn, heeft eiseres dit niet onderbouwd. Evenmin heeft eiseres aannemelijk gemaakt dat mensen uit haar sociale netwerk deze begeleiding niet op zich kunnen nemen. Voorts is de omstandigheid dat eiseres een bijstandsuitkering ontvangt en niet beschikt over een auto geen bijzondere omstandigheid, nu er meer gezinnen zijn die in een dergelijke situatie verkeren.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.