Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[Naam], eiseres
Procesverloop
Overwegingen
WBV 2019/9.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een machtiging voorlopig verblijf (mvv) aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Syrische vrouw, had een mvv aangevraagd met als doel verblijf als familie- of gezinslid op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De aanvraag werd afgewezen omdat de staatssecretaris van mening was dat er geen sprake was van familie- of gezinsleven in de zin van het EVRM, aangezien referente, de meerderjarige dochter van eiseres, op het moment van de aanvraag 33 jaar oud was en niet voldeed aan de voorwaarden van het jongvolwassenenbeleid.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat er geen bijzondere afhankelijkheid bestond tussen eiseres en referente. Eiseres had niet aangetoond dat er sprake was van 'more than the normal emotional ties', wat vereist is om familie- of gezinsleven aan te nemen tussen ouders en meerderjarige kinderen. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de relevante rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de Vreemdelingencirculaire.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor het jongvolwassenenbeleid en dat de afwijzing van de mvv-aanvraag rechtmatig was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.