ECLI:NL:RBDHA:2022:4822

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
NL21.18145
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag op basis van familie- of gezinsleven onder artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een machtiging voorlopig verblijf (mvv) aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Syrische vrouw, had een mvv aangevraagd met als doel verblijf als familie- of gezinslid op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De aanvraag werd afgewezen omdat de staatssecretaris van mening was dat er geen sprake was van familie- of gezinsleven in de zin van het EVRM, aangezien referente, de meerderjarige dochter van eiseres, op het moment van de aanvraag 33 jaar oud was en niet voldeed aan de voorwaarden van het jongvolwassenenbeleid.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat er geen bijzondere afhankelijkheid bestond tussen eiseres en referente. Eiseres had niet aangetoond dat er sprake was van 'more than the normal emotional ties', wat vereist is om familie- of gezinsleven aan te nemen tussen ouders en meerderjarige kinderen. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de relevante rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de Vreemdelingencirculaire.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor het jongvolwassenenbeleid en dat de afwijzing van de mvv-aanvraag rechtmatig was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL21.18145
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M. van Werven), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. F. van de Kamp).

Procesverloop

Bij besluit van 28 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een machtiging voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)’ afgewezen.
In het besluit van 22 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen die afwijzing ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en aanvullende beroepschriften ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 18 februari 2022 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens is verschenen [Naam 2], referente. Als tolk is verschenen M. Fayez. Verweerder is, met een voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres is van Syrische nationaliteit en is geboren op [Geb. datum] 1958. Op 9 juli 2020 heeft Vluchtelingenwerk Nederland namens referente een mvv-aanvraag ingediend met het oog op verblijf van eiseres bij haar in Nederland. Referente is de meerderjarige dochter van eiseres en is geboren op [Geb. datum 2] 1987 en eveneens in het bezit van de Syrische nationaliteit. De aanvraag is als volgt toegelicht: referente heeft twee broers in Libanon en een zus in Nederland. De vader van referente/echtgenoot van eiseres is in 2012 doodgeschoten. De broers zijn uit Syrië gevlucht nadat het ouderlijk huis was gebombardeerd. De zus is naar
Nederland vertrokken in het kader van gezinshereniging met haar man en kinderen. Ook referente en eiseres zijn na het bombarderen van hun woning naar Libanon vertrokken, maar na enkele maanden weer teruggekeerd naar Syrië. Daar heeft referente tot haar vertrek naar Nederland in december 2019 met eiseres samengewoond. Zij is voor haar vertrek gedurende drie maanden verloofd geweest. Deze verloving heeft zij verbroken voordat zij uit Syrië vertrok. Haar burgerlijke staat is in verband hiermee geregistreerd als ‘gescheiden’. Eiseres woont sinds het vertrek van referente afwisselend bij vrienden en kennissen in Syrië. Zij is voor haar voedselvoorziening afhankelijk van anderen. De beide broers van referente zijn niet in staat om van hun inkomen eiseres te onderhouden. Eiseres heeft diabetes, verminderd zicht en is slecht ter been. Referente was tot haar vertrek, vanwege de gesteldheid van eiseres, haar mantelzorger en was de enige van het oorspronkelijke gezin om eiseres emotioneel bij te staan. De mantelzorg die zij nu krijgt van derden is niet stabiel.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat volgens hem tussen eiseres en referente geen sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. In het bestreden besluit heeft verweerder daartoe overwogen dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van het jongvolwassenenbeleid. Referente was op het moment van indienen van de mvv-aanvraag 33 jaar oud en dus ruimschoots ouder dan 25 jaar. Zij heeft geen bijzondere individuele omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat zij niet over voldoende zelfstandigheid beschikt. Referente stelt verder dat eiseres afhankelijk is van haar, wat er ook op duidt dat referente niet als jongvolwassene kan worden beschouwd.
Evenmin is aannemelijk gemaakt dat tussen eiseres en referente sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid. Verweerder verwijst hierbij naar het primaire besluit. Hoewel referente met eiseres heeft samengewoond en referente haar hielp in het dagelijks levenis daarmee niet aannemelijk dat eiseres afhankelijk was van referente en niet zonder referente kan functioneren. Uit de overgelegde medische stukken kan niet worden afgeleid dat eiseres voor haar dagelijkse taken van hulp van anderen afhankelijk is. Referente heeft niet aannemelijk gemaakt dat de eventueel benodigde zorg en hulp door derden niet toereikend is. Referente heeft niet met documenten onderbouwd dat eiseres financieel van haar afhankelijk is of is geweest. Eiseres krijgt financiële hulp van derden. Eventuele financiële steun van referente zou overigens als gebruikelijk worden beschouwd. Voor zover referente heeft verklaard dat zij en eiseres emotioneel van elkaar afhankelijk zijn omdat zij samen hebben meegemaakt dat hun woning werd gebombardeerd en dat hun vader/echtgenoot is komen te overlijden, heeft verweerder in het primaire besluit gewezen op het feit dat eiseres blijkens haar asielgehoor meerdere keren is verloofd, eenmaal is getrouwd en vervolgens gescheiden. Hieruit blijkt volgens verweerder de intentie om een eigen gezin te starten, wat een mindere mate van emotionele afhankelijkheid impliceert. Niet is aangetoond dat de broers van referente in Libanon en de zus in Nederland niet in staat zijn om eiseres emotioneel te ondersteunen. Los hiervan maakt wat in dit verband door eiseres is aangevoerd niet zonder meer dat hiermee de gebruikelijke band tussen een meerderjarig
kind en een ouder wordt overstegen. Referente heeft niet aannemelijk gemaakt dat de gestelde emotionele band zo intens is dat zij en eiseres niet zonder elkaar kunnen functioneren.
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat tussen haar en referente sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.
Zij voert primair aan dat verweerder met de verwijzing naar de leeftijd van referente onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij niet wordt gezien als jongvolwassene. Uit het
arrest Boujlifa tegen Frankrijk1 blijkt dat niet is uitgesloten dat een persoon die ouder is dan 25 jaar als jongvolwassene moet worden aangemerkt. Van doorslaggevend belang is of de jongvolwassene een eigen gezin heeft gesticht. Voor de toepassing van het jongvolwassenenbeleid bestaat geen harde leeftijdsgrens. Er moet op basis van specifieke omstandigheden worden beoordeeld of er sprake is van een jongvolwassene. Eiseres stelt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat zij als gevolg van haar vluchtsituatie gescheiden is geraakt van haar moeder.
Subsidiair betoogt eiseres dat verweerder ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd concludeert dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen haar en referente. Verweerder kan niet zonder nadere motivering stellen dat de verschillende relevante factoren, te weten samenwoning, financiële afhankelijkheid, medische afhankelijkheid en emotionele afhankelijkheid op zichzelf noch in samenhang met elkaar per definitie kunnen leiden tot het aannemen van een meer dan gebruikelijke
afhankelijkheid. Verweerder heeft daarbij de samenwoning ten onrechte niet als één van de relevante factoren beoordeeld. De betekenis van het samenwonen is niet beperkt tot de vraag of aannemelijk is dat eiseres afhankelijk is van referente en niet zonder haar kan functioneren. Verweerder laat verder na mee te wegen dat referente tot aan haar noodgedwongen vertrek, altijd zorgtaken heeft verricht voor eiseres. Niet in geschil is dat de eventuele zorg en hulp door derden hieraan niet gelijk is. Verweerder moet daarom nader motiveren waarom het redelijk is om van eventuele derden te verlangen dat zij de zorg voor eiseres op zich nemen. De vraag naar financiële afhankelijkheid hoort geen doorslaggevend gewicht te krijgen, omdat referente redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij eiseres financieel niet ondersteunt, nu zij pas kort in Nederland verblijft en het gemis van haar moeder in de weg staat aan haar participatie in de Nederlandse samenleving. Verweerder heeft bovendien onvoldoende gemotiveerd dat de hechte emotionele band tussen eiseres en haar dochter niet leidt tot het aannemen van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Verweerder had eiseres en referente hierover moeten horen, omdat het bestaan van emotionele afhankelijkheid moeilijk met bewijsstukken kan worden bewezen. Ook overigens heeft verweerder niet kunnen stellen dat het horen van eiseres achterwege kon blijven omdat op voorhand redelijkerwijs geen twijfel bestond dat het bezwaar ongegrond is.
Bij aanvullend beroepschrift van 16 februari 2020 heeft eiseres verklaringen van familieleden en kennissen van referente overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt dat tussen haar en referente familie- en gezinsleven bestaat.
4. In zijn verweerschrift heeft verweerder verwezen naar het bestreden besluit dat volgens hem rechtens juist is en voldoende gemotiveerd. Over de bij het aanvullend beroepschrift gevoegde verklaringen stelt verweerder zich op het standpunt dat deze niet objectief zijn en zijn opgesteld op verzoek van eiseres en referente. Bovendien scheppen de verklaringen geen ander beeld dan al is betrokken in de beoordeling. Voor zover in de verklaringen wordt ingegaan op de medische gesteldheid en leefomstandigheden van eiseres berust dat niet op eigen waarneming. De eveneens genoemde (algemeen) moeilijke omstandigheden in Syrië leiden niet tot het aannemen van ‘more than the normal emotional ties’.
De rechtbank oordeelt als volgt.
1. Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM ) van 21 oktober 1997, ECLI:CE:ECHR:1997:102JUD002540494.
5. De aanvraag tot afgifte van een mvv wordt getoetst aan de voorwaarden van het beoogde verblijfsdoel, verblijf als familie- of gezinslid op grond van artikel 8 van het EVRM. Volgens vaste rechtspraak van het EHRM is er geen sprake van familie- of gezinsleven in de zin van dit artikel tussen ouders en meerderjarige kinderen, tenzij er tussen hen sprake is van een bijzondere afhankelijkheid (additional elements of dependency). Uit paragraaf B7/3.8.1 van de Vc2 volgt dat verweerder in ieder geval familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM aanneemt tussen een ouder en een meerderjarig kind als sprake is van ‘more than the normal emotional ties’. Deze laatste voorwaarde wordt echter niet gesteld wanneer het meerderjarige kind jongvolwassene is, met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft, niet in zijn eigen onderhoud voorziet en geen eigen gezin heeft gevormd.3
6. Uit de Werkinstructie 2020/16 van de IND volgt dat verweerder bij kinderen in de leeftijd van 18 jaar oud tot ongeveer 25 jaar oud zonder meer aanneemt dat sprake is van jongvolwassenheid. Als het meerderjarig kind dan ook voldoet aan de overige voorwaarden van het hiervoor genoemde beleid wordt familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM aangenomen. De Afdeling heeft geoordeeld dat dit niet onredelijk is. 4 De Afdeling heeft in haar uitspraak van 8 april 20205 daarnaast geoordeeld dat vanwege het feit dat uit de rechtspraak van het EHRM en het daarop gebaseerde beleid van verweerder geen harde leeftijdsgrens volgt, verweerder bij vreemdelingen van ongeveer 25 jaar oud op basis van de specifieke omstandigheden van het geval moet beoordelen of sprake is van een jongvolwassene.
7. Gelet op de leeftijd van referente, zij was 33 jaar oud ten tijde van het indienen van de aanvraag, heeft verweerder bij de toetsing aan zijn beleid kunnen concluderen dat niet op voorhand wordt aangenomen dat zij jongvolwassene is. De leeftijd van referente is een indicatie voor het aannemen van zelfstandigheid. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder vervolgens is nagegaan of er feiten of omstandigheden zijn op grond waarvan referente in weerwil van dit uitgangspunt toch als jongvolwassene moet worden aangemerkt. Verweerder heeft in dit verband terecht vastgesteld dat eiseres in bezwaar geen bijzondere individuele omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan een gebrek aan zelfstandigheid aan de zijde van referente zou moeten worden aangenomen. Het gegeven dat juist eiseres stelt dat zij in praktische zin en financieel van referente afhankelijk is, wijst andermaal op zelfstandigheid van referente. Ook in beroep heeft eiseres geen concrete omstandigheden genoemd die aanleiding zouden moeten zijn voor de conclusie dat referente als niet zelfstandige jongvolwassene tot het ouderlijk gezin is blijven behoren. Eiseres heeft in algemene zin gesteld dat uit de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens volgt dat ook sprake kan zijn van gezinsleven met jongvolwassenen zolang zij nog niet hun eigen gezin hebben gevormd. Zoals het Hof heeft overwogen in onder andere de zaak Maslov6 heeft het Hof inderdaad het bestaan van familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen meerderjarige kinderen en hun ouders aangenomen in gevallen van jongvolwassenen die nog geen eigen gezin hadden gesticht. Anders dan eiseres
2 Vreemdelingencirculaire 2000.
3
WBV 2019/9.
4 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3761.
6 Arrest van het EHRM van 23 juni 2008, ECLI:CE:ECHR:2008:0623JUD000163803
suggereert, impliceert het nog niet hebben van een eigen gezin echter niet zonder meer dat sprake is van een jongvolwassene in de door het Hof bedoelde zin. Dit zal afhangen van alle overige omstandigheden. Het is aan eiseres en referente om die naar voren te brengen.
Verweerder heeft dan ook voldoende gemotiveerd dat referente niet onder het jongvolwassenenbeleid valt.
8. Ter beoordeling is daarom of sprake is van ‘more than the normal emotional ties’ tussen eiseres en referente. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 4 april 20197 overwogen dat uit de rechtspraak van het EHRM moet worden afgeleid dat de vraag naar de het bestaan van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen meerderjarige kinderen en hun ouders van feitelijke aard is en afhankelijk van het daadwerkelijk bestaan van hechte persoonlijke banden. Onder meer financiële of materiële afhankelijkheid kan van belang zijn. Verder blijkt uit genoemde uitspraak dat verweerder zwaarwegend maar niet doorslaggevend gewicht mag toekennen aan het antwoord op de vraag of er een reële mogelijkheid bestaat dat ook andere familieleden of derden de door het afhankelijke familielid benodigde zorg geven.
9. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder de verschillende relevante omstandigheden voor de beantwoording van de vraag naar het bestaan van meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eiseres en referente heeft onderzocht. Zo heeft verweerder in zijn beoordeling betrokken dat referente volgens haar verklaring tot aan haar vertrek met eiseres heeft samengewoond en dat zij voor eiseres kookte, de was deed, boodschappen deed en medicijnen ophaalde. Verweerder stelt hierover terecht dat het samenwonen op zichzelf niet voldoende is om een bijzondere afhankelijkheid aan te nemen. Ook stelt verweerder terecht dat referente niet heeft aangetoond dat eiseres voor de zorg zoals referente die verleende ook afhankelijk is van referente. Dat de van referente persoonlijk ontvangen zorg enige meerwaarde heeft, leidt niet tot het aannemen van afhankelijkheid in bedoelde zin. Verweerder hoefde dan ook niet nader te motiveren dat het redelijk is dat derden praktische zorg verlenen aan eiseres.
Verweerder stelt verder terecht dat de gestelde financiële afhankelijkheid niet met documenten is onderbouwd en dat uit het feit dat eiseres door derden financieel wordt ondersteund kan worden afgeleid dat zij niet afhankelijk is van referente. Dat referente eiseres op dit moment niet financieel ondersteunt omdat zij daartoe niet in staat is,maakt dat niet anders.
Voor wat betreft de medische gesteldheid van eiseres heeft verweerder in het primaire besluit onbestreden overwogen dat de gestelde slechtziendheid niet is onderbouwd en dat overigens uit de bij de aanvraag overgelegde stukken niet is af te leiden dat eiseres voor medische zorg afhankelijk is van referente. Uit de stukken blijkt daarentegen juist dat
eiseres toegang heeft tot medische zorg in Syrië en ook buiten aanwezigheid van referente in staat is om deze te krijgen. Tot slot heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat het bestaan van een hechte emotionele band tussen referente en eiseres kan worden aangenomen, maar dat de aangevoerde omstandigheden niet zonder meer maken dat daarmee de gebruikelijke band tussen een ouder en meerderjarig kind wordt overstegen.
Ook de in dit verband overgelegde verklaringen van familieleden en kennissen van referente bevestigen dat referente er tegenover hen blijk van heeft gegeven een hechte relatie met
eiseres te hebben, maar de verklaringen bieden hiermee geen onderbouwing van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eiseres en referente.
10. Gelet op de motivering van het primaire besluit en wat eiseres daartegen in bezwaar heeft aangevoerd, heeft verweerder kunnen concluderen dat op voorhand redelijkerwijs geen twijfel bestond dat het bezwaar niet zou leiden tot een ander besluit. Verweerder heeft daarom van het horen in bezwaar kunnen afzien.
11. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR20457405

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.