Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiseres
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres op 8 september 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, zoals bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 15 september 2021 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
Eiseres had eerder op [Geb. datum] 2020 een asielaanvraag ingediend, welke op 2 november 2020 door verweerder was afgewezen. Het beroep tegen deze afwijzing werd door de rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, bij uitspraak van 2 maart 2021 gegrond verklaard, en verweerder werd opgedragen om opnieuw op de aanvraag te beslissen zonder dat er een beslistermijn was opgelegd. Volgens de vaste jurisprudentie moet het bestuursorgaan in beginsel beslissen binnen dezelfde termijn die gold voor het vernietigde besluit, wat in dit geval zes maanden na de bekendmaking van de uitspraak was.
Eiseres heeft verweerder op 4 augustus 2021 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kunnen partijen verzet doen bij de rechtbank binnen zes weken na verzending.