ECLI:NL:RBDHA:2022:4821

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
NL21.14354
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiseres op 8 september 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, zoals bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 15 september 2021 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

Eiseres had eerder op [Geb. datum] 2020 een asielaanvraag ingediend, welke op 2 november 2020 door verweerder was afgewezen. Het beroep tegen deze afwijzing werd door de rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, bij uitspraak van 2 maart 2021 gegrond verklaard, en verweerder werd opgedragen om opnieuw op de aanvraag te beslissen zonder dat er een beslistermijn was opgelegd. Volgens de vaste jurisprudentie moet het bestuursorgaan in beginsel beslissen binnen dezelfde termijn die gold voor het vernietigde besluit, wat in dit geval zes maanden na de bekendmaking van de uitspraak was.

Eiseres heeft verweerder op 4 augustus 2021 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kunnen partijen verzet doen bij de rechtbank binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.14354

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. H.K. Westerhof),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 8 september 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Verweerder heeft op 15 september 2021 een verweerschrift ingediend
.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54 , eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. In artikel 6:2 van de Awb wordt voor de mogelijkheid van bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld met een besluit. Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan een beroepschrift worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk in gebreke heeft gesteld.
2. Eiseres heeft op [Geb. datum] 2020 een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van
2 november 2020 heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. Het beroep tegen dit besluit is door deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, bij uitspraak van 2 maart 2021 [1] gegrond verklaard en het bestreden besluit is vernietigd. Verweerder is opgedragen om met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank opnieuw op de aanvraag te beslissen, waarbij door de rechtbank geen beslistermijn is opgelegd.
3. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling moet, als na vernietiging door de rechter geen termijn voor het nemen van een beslissing is gesteld, het bestuursorgaan in beginsel beslissen binnen dezelfde termijn die gold voor het vernietigde besluit. De nieuwe beslistermijn bedroeg in dit geval, zoals volgt uit artikel 42, eerste lid, Vw, zes maanden na de bekendmaking van de uitspraak van de rechtbank. Hieruit volgt dat verweerder uiterlijk op 2 september 2021 een nieuw besluit had moet nemen.
4. Eiseres heeft verweerder op 4 augustus 2021 in gebreke gesteld. Op het moment van de ingebrekestelling was de beslistermijn nog niet verstreken, zodat de ingebrekestelling prematuur is. Dit betekent dat in dit geval niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep.
5. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.

Voetnoten

1.NL20.19203