Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
eisende partij,
gemachtigde: mr. F.J. van Velsen,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. H. Korishi.
1.Procedure
- de dagvaarding van 28 juni 2021;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de akte overlegging producties aan de zijde van WIN.
2.Feiten
3.Vordering, grondslag en verweer
4.Beoordeling
1.Inleiding procesbeschrijving
grootschalige werken zoals:
onderhoudswerken zoals:
kleine werken zoals:
het maken van aansluitingen op een huis;
het verhelpen van kleine verstoringen;
het aansluiten van een laadpaal of het plaatsen van ondergrondse containers.
3 Onderzoeksfase
4 Ontwerpfase
Het gebied 1,00 meter (links – rechts) uit de buitenkant en 0,50 meter boven de buitenkant van de kabel of leiding, waarvan de werkelijke liggen bepaald (en in het veld gemarkeerd) is.
(…)
Het beschermen van onderdelen die bij de uitvoering van het werk zijn vrijgegraven tegen alle vormen van beschadiging;
(…)”
‘het gehele proces van een project, vanaf initiatief tot en met de gebruiksfase’. Daarmee lijkt een ruime toepassing te zijn beoogd waarbij geen uitzondering wordt gemaakt naar het soort graafwerkzaamheden. Een dergelijke uitzondering zou bovendien afbreuk doen aan de doelstelling van de Richtlijn, namelijk het geven van een invulling aan de zorgplicht door duidelijkheid te scheppen over de maatregelen die bij de graafwerkzaamheden moeten worden genomen. Daaraan kan niet afdoen dat, zoals Veenman heeft aangevoerd, in de Richtlijn ook wordt vermeld dat het abstractieniveau van uitwerking van output verschillend zijn per soort project waaronder de zogenaamde ‘kleine werken’ zoals het maken van aansluitingen op een huis. De bedoelde passage wordt immers vervolgd door de zinsnede
‘De procesbeschrijving is eenduidig gehouden en past op al deze verschillende projecten.’De laatste zin duidt er juist op dat de Richtlijn en het daarin beschreven proces ook op kleine projecten van toepassing is.
Glazen Maas / Hak). Dit brengt met zich dat, anders dan bij een concrete schadeberekening, WIN geen objectief verifieerbare feiten en omstandigheden – zoals bijvoorbeeld facturen of een inhoudelijke specificatie van de verrichte werkzaamheden en de daarvoor bestede tijd – hoeft te stellen waaruit concreet blijkt dat WIN daadwerkelijk het door haar bij Veenman in rekening gebrachte bedrag aan schade heeft geleden. Nu Veenman geen inhoudelijk en concreet verweer heeft gevoerd tegen de door WIN genoemde bedragen en deze de kantonrechter niet bovenmatig of onjuist voorkomen, zal worden uitgegaan van de juistheid van de door WIN genoemde bedragen.
5.Beslissing
€ 4.218,64 vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;