ECLI:NL:RBDHA:2022:475

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
NL21.13059
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardig asielrelaas en medische omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, heeft op 28 november 2019 een asielaanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bij besluit van 28 juli 2021 is afgewezen als ongegrond. Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor zijn stiefmoeder, die zijn vader zou hebben vergiftigd, en dat hij zelf slachtoffer is geworden van een schietincident. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft tijdens het gehoor tegenstrijdige verklaringen afgelegd en niet overtuigend aangetoond dat zijn medische omstandigheden invloed hebben gehad op zijn verklaringen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op goede gronden heeft geconcludeerd dat eiser niet in staat is geweest om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13059

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. J.C.A. Koen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H.M. Post).

ProcesverloopBij besluit van 28 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1.
Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1996 en de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten. Op 28 november 2019 heeft eiser een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 26 februari 2020 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling hiervan.
3. Eiser is niet binnen de uiterlijke overdrachtstermijn overgedragen aan de Spaanse autoriteiten, waardoor Nederland in beginsel verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van eisers asielaanvraag. Verweerder heeft het besluit van 26 februari 2020 op 14 augustus 2020 ingetrokken en eiser vervolgens opgenomen in de nationale procedure.
4. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Nigeria te vrezen heeft voor zijn stiefmoeder. Eisers stiefmoeder heeft eisers vader vergiftigd om op die manier diens eigendommen te verkrijgen. Omdat eiser de erfopvolger van zijn vader is, heeft zijn moeder hem na het overlijden van zijn vader door twee jongens op een motor laten beschieten. Eiser is daarbij in zijn been geraakt. Daarop heeft eiser besloten om Nigeria te verlaten.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Verweerder acht de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Verweerder acht niet geloofwaardig dat eisers vader is vergiftigd door eisers stiefmoeder en dat eiser slachtoffer is geworden van een schietincident. Eiser heeft volgens verweerder summier, vaag, niet inzichtelijk en tegenstrijdig verklaard.
6. Eiser heeft hiertegen het volgende aangevoerd. Verweerder acht het relaas van eiser ten onrechte ongeloofwaardig. Eiser is ernstig ziek en ondervindt veel pijn. Daardoor heeft hij moeite zich te concentreren. Voor zover eiser tijdens het eerste en nader gehoor onduidelijk heeft verklaard, lag het op grond van artikel 16 van de Procedurerichtlijn [1] op de weg van verweerder om aan eiser te vragen om zijn verklaringen te verduidelijken. Verweerder heeft daarom ook ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard. Bovendien heeft eiser zichzelf tijdens het gehoor gecorrigeerd toen hij per vergissing verklaarde dat hij van de chauffeur van zijn vader had vernomen dat zijn vader was overleden. In de correcties en aanvullingen heeft eiser ook zijn onjuiste verklaring over de aanwezigheid van zijn stiefmoeder tijdens het doktersbezoek gecorrigeerd. Verweerder had deze correcties over moeten nemen. Het schietincident is lang geleden. Eiser kan zich de datum daarom niet herinneren. Tot slot werpt verweerder ten onrechte tegen dat eiser na het overlijden van zijn vader bij zijn stiefmoeder is blijven wonen.
De rechtbank overweegt als volgt.
De vergiftiging van eisers vader
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de gestelde vergiftiging van eisers vader door eisers stiefmoeder niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Niet in geschil is dat eiser onduidelijk heeft verklaard over de beschikbaarheid van een document waaruit de vergiftiging van eisers vader blijkt. [2] De rechtbank volgt eiser niet voor zover hij heeft aangevoerd dat verweerder gehouden was om op deze onduidelijkheid door te vragen. Artikel 16 van de Procedurerichtlijn is geïmplementeerd in artikel 3.113, tweede lid, van het Vb. [3] Daaruit vloeit niet voort dat verweerder op elke onduidelijkheid in het gehoor door moet vragen. Eiser is bovendien in de gelegenheid gesteld zijn verklaringen te verduidelijken door middel van het indienen van correcties en aanvullingen op de gehoorverslagen. De rechtbank stelt vast dat eiser daarvan, ten aanzien van dit onderdeel van het relaas, geen gebruik heeft gemaakt.
8. Verweerder heeft zich ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de rol van de chauffeur van zijn vader. Eiser heeft zichzelf weliswaar tijdens het gehoor gecorrigeerd door alsnog te verklaren dat niet de chauffeur, maar eisers moeder hem vertelde over het overleiden van zijn vader, [4] maar hiermee heeft eiser de tegenstrijdigheid in zijn verklaringen over de rol van de chauffeur niet volledig weggenomen. Eiser verklaart immers ook dat de chauffeur hem heeft verteld dat hij zijn vader naar het ziekenhuis heeft gereden, dat zijn vader daar was opgenomen en dat hij op dezelfde dag was overleden, [5] terwijl eiser anderzijds verklaart dat de chauffeur hem daarover niets heeft verteld. [6]
9. Verweerder heeft ook terecht overwogen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de aanwezigheid van zijn stiefmoeder tijdens het bezoek van de dokter. Dat eiser deze verklaring in de correcties en aanvullingen heeft gecorrigeerd door erop te wijzen dat zijn stiefmoeder op dat moment wel thuis was, leidt niet tot een ander oordeel. Nu eiser tijdens het gehoor heeft verklaard over een reden waarom zijn stiefmoeder niet thuis was, [7] heeft verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat niet zonder nadere toelichting van eiser, die ontbreekt, van deze correctie kan worden uitgegaan.
Het schietincident
10. Verweerder heeft voorts niet ten onrechte overwogen dat ook de verklaringen van eiser over het schietincident niet geloofwaardig zijn. Daartoe is in de eerste plaats van belang dat, zoals uit het voorgaande is gebleken, verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat eisers verklaringen over de aanleiding voor het schietincident niet geloofwaardig zijn. Daarnaast heeft verweerder - anders dan eiser heeft aangevoerd - niet aan eiser tegengeworpen dat hij de exacte datum van het schietincident niet kan noemen. Verweerder heeft wel van eiser mogen verwachten dat hij het schietincident al dan niet bij benadering in de tijd kan plaatsen. Nu eiser daartoe niet in staat is gebleken en het schietincident bovendien de directe aanleiding vormde voor eisers vlucht uit Nigeria, is er geen grond voor het oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiser over het schietincident ongeloofwaardig zijn.
11. Verweerder heeft zich ook voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het bevreemding wekt dat eiser na de vergiftiging van zijn vader, in de wetenschap dat zijn stiefmoeder daar achter zat, desondanks nog twee maanden bij zijn stiefmoeder is blijven wonen. Dat eiser in de tussentijd niet bij zijn stiefmoeder heeft gegeten, maakt dit niet anders.
Medische omstandigheden
12. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat de tegenstrijdigheden en ongerijmdheden in zijn asielrelaas niet aan hem kunnen worden tegengeworpen omdat deze zijn ontstaan als gevolg van zijn slechte gezondheidssituatie. Eiser is voorafgaand aan het eerste en nader gehoor door de FMMU [8] onderzocht. Uit het advies van de FMMU blijkt dat eiser het zelf zou aangeven wanneer het gehoor diende te worden gestaakt omdat hij niet (langer) in staat is om te verklaren. [9] Eiser heeft dat niet gedaan. Bovendien blijkt uit het rapport van eerste en nader gehoor dat de gehoormedewerker regelmatig heeft gepauzeerd en aan eiser heeft gevraagd of het gehoor nog door kon gaan. Hier heeft eiser telkens bevestigend op geantwoord. Eiser heeft verder geen documenten overgelegd waaruit blijkt dat zijn medische situatie invloed heeft gehad op zijn vermogen om consistente verklaringen af te leggen. Dat eiser op dit moment palliatieve zorg ontvangt leidt niet tot een ander oordeel, omdat ook daaruit niet zonder meer volgt dat eiser niet in staat is consistent te verklaren.
Conclusie
13. Verweerder heeft niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser er niet in is geslaagd om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr.N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van internationale bescherming.
2.Het rapport eerste en nader gehoor van 28 november 2019, p.27.
3.Vreemdelingenbesluit 2000.
4.Het rapport eerste en nader gehoor van 28 november 2019, p.25, achtste alinea.
5.Het rapport eerste en nader gehoor van 28 november 2019, p.22 en 28.
6.Het rapport eerste en nader gehoor van 28 november 2019, p.28.
7.Het rapport eerste en nader gehoor van 28 november 2019, p.21.
8.De Forensisch Medische Maatschappij Utrecht.
9.Medisch advies horen en beslissen van FMMU van 24 november 2020, p.2.