In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Algerijnse man, heeft op 21 oktober 2021 in Nederland een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelde dat hij problemen had met zijn schoonvader, die een hoge functie bekleedde bij de Algerijnse geheime dienst. Eiser vreesde voor zijn leven bij terugkeer naar Algerije, omdat hij ontvoerd was door zijn schoonvader na het indienen van een echtscheidingsverzoek. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag echter afgewezen, omdat de rechtbank de verklaringen van eiser ongeloofwaardig achtte. De rechtbank oordeelde dat eiser tegenstrijdige verklaringen had afgelegd en dat zijn verklaringen over de ontvoering en de rol van zijn schoonvader niet aannemelijk waren. Eiser had eerder in Spanje en Frankrijk verbleven zonder asiel aan te vragen, wat ook afbreuk deed aan zijn geloofwaardigheid. De rechtbank concludeerde dat de problemen die eiser met zijn schoonvader stelde te hebben ondervonden niet geloofwaardig waren en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.