ECLI:NL:RBDHA:2022:4709
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen buiten behandelingstelling asielaanvraag wegens niet verschijnen bij nader gehoor
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep van een eiser met Algerijnse nationaliteit tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel buiten behandeling te stellen. De eiser had op 29 december 2021 een asielaanvraag ingediend, maar verscheen niet op het nader gehoor dat gepland was op 25 februari 2022. De staatssecretaris had de eiser eerder uitgenodigd voor dit gehoor, maar eiser gaf geen opgaaf van redenen voor zijn afwezigheid. Na een voornemen van de staatssecretaris om de aanvraag buiten behandeling te stellen, diende eiser op 10 maart 2022 zijn zienswijze in.
De rechtbank overwoog dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat zijn slaapproblemen, die voortkwamen uit rugklachten, hem verhinderden om op tijd bij het gehoor aanwezig te zijn. De rechtbank concludeerde dat het niet verschijnen aan eiser kon worden toegerekend, aangezien hij zelf verantwoordelijk was voor zijn aanwezigheid en geen adequate maatregelen had genomen om op tijd wakker te worden. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag buiten behandeling te stellen niet disproportioneel was en dat er geen strijd was met het subsidiariteitsbeginsel. Eiser had de mogelijkheid om een nieuwe asielaanvraag in te dienen, die inhoudelijk behandeld zou worden als hij zich aan de oproepen hield.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. S.E. van de Merbel, met mr. S.C. Spruijt als griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.