ECLI:NL:RBDHA:2022:4709

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
NL22.4874
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buiten behandelingstelling asielaanvraag wegens niet verschijnen bij nader gehoor

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep van een eiser met Algerijnse nationaliteit tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel buiten behandeling te stellen. De eiser had op 29 december 2021 een asielaanvraag ingediend, maar verscheen niet op het nader gehoor dat gepland was op 25 februari 2022. De staatssecretaris had de eiser eerder uitgenodigd voor dit gehoor, maar eiser gaf geen opgaaf van redenen voor zijn afwezigheid. Na een voornemen van de staatssecretaris om de aanvraag buiten behandeling te stellen, diende eiser op 10 maart 2022 zijn zienswijze in.

De rechtbank overwoog dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat zijn slaapproblemen, die voortkwamen uit rugklachten, hem verhinderden om op tijd bij het gehoor aanwezig te zijn. De rechtbank concludeerde dat het niet verschijnen aan eiser kon worden toegerekend, aangezien hij zelf verantwoordelijk was voor zijn aanwezigheid en geen adequate maatregelen had genomen om op tijd wakker te worden. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag buiten behandeling te stellen niet disproportioneel was en dat er geen strijd was met het subsidiariteitsbeginsel. Eiser had de mogelijkheid om een nieuwe asielaanvraag in te dienen, die inhoudelijk behandeld zou worden als hij zich aan de oproepen hield.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. S.E. van de Merbel, met mr. S.C. Spruijt als griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.4874

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], ([naam alias]), eiser

v-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.K.E. van den Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Jalouqa).

ProcesverloopBij besluit van 18 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure buiten behandeling gesteld.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL22.4875, op 14 april 2022 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1999. Eiser heeft op 29 december 2021 een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft eiser bij brief van 15 februari 2022 uitgenodigd voor een nader gehoor op 25 februari 2022. Eiser is, zonder opgaaf van redenen, niet verschenen. Op 1 maart 2022 heeft verweerder het voornemen uitgebracht om de aanvraag van eiser buiten behandeling te stellen. Daarbij heeft hij eiser in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken aan te tonen dat het niet verschijnen bij het nader gehoor niet aan hem is toe te rekenen. Eiser heeft vervolgens op 10 maart 2022 zijn zienswijze ingediend.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag bij het bestreden besluit buiten behandeling gesteld [1] . Volgens verweerder valt aan eiser toe te rekenen dat hij niet is verschenen bij het nader gehoor.
De beroepsgronden
4. Eiser voert aan dat niet aan hem valt toe te rekenen dat hij niet is verschenen bij het nader gehoor. Eiser kampt met slaapproblemen ten gevolge van ernstige rugpijn en wordt daardoor niet op tijd wakker voor afspraken. Om die reden heeft eiser verzocht om overplaatsing van de opvanglocatie in Gilze naar de opvanglocatie in Budel, waar het gehoor zou gaan plaatsvinden, dan wel om hem later op de dag via een videoverbinding vanuit Gilze te horen. Verweerder heeft aan dit verzoek echter geen gehoor gegeven. Eiser vindt het bestreden besluit daarom, en omdat hem slechts het eenmalig niet verschijnen bij een gehoor wordt tegengeworpen, disproportioneel. Daarnaast vindt eiser het besluit in strijd met het subsidiariteitsbeginsel.
De beoordeling
5. De beroepsgronden slagen niet. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
6. Verweerder kan een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel buiten
behandeling stellen wanneer een vreemdeling niet is verschenen bij een gehoor en hij niet,
binnen een termijn van twee weken heeft aangetoond dat dit niet aan hem is toe te rekenen. [2]
7. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het niet verschijnen bij het nader gehoor aan eiser valt toe te rekenen. Eiser heeft immers niet aannemelijk gemaakt dat hij zodanige slaapproblemen of andere medische klachten heeft dat hij daardoor niet bij het gehoor aanwezig kon zijn. Uit het door eiser in beroep overgelegde medisch dossier blijkt weliswaar dat eiser kampt met rugklachten, maar uit dit dossier blijkt niet dat hij (hierdoor) ernstige slaapproblemen heeft en niet zelfstandig wakker kan worden. Ook blijkt uit dit dossier niet dat eisers rugklachten in de periode dat het nader gehoor zou plaatshebben, heel ernstig waren. Immers, eiser is op 10 januari 2022 behandeld door de arts vanwege rugpijn en heeft vervolgens tot 7 maart 2022 geen noodzaak meer gezien zich tot de arts te wenden. Bovendien had het op de weg van eiser gelegen om zelf meer verantwoordelijkheid te nemen om aanwezig te kunnen zijn. De gemachtigde van eiser heeft weliswaar telefonisch gevraagd om overplaatsing van eiser naar de opvanglocatie waar ook het gehoor zou plaatshebben, maar van een toezegging door verweerder van een overplaatsing is geen sprake. Eiser kon er dus vanuit gaan dat hij op tijd zou moeten opstaan om bij het gehoor aanwezig te kunnen zijn. Hij had er voor kunnen zorgen dat een woonbegeleider of een andere bewoner van de opvang hem tijdig zou wekken, zoals ook bij andere afspraken, bijvoorbeeld met zijn gemachtigde, is gebeurd.
Het besluit tot buiten behandeling stelling is dan ook niet disproportioneel. Daarbij weegt verweerder terecht ook mee dat eiser ook bij de afspraak voor het medisch onderzoek niet is verschenen, zonder bericht van verhindering en zonder opgaaf van redenen.
8. Van strijd met het subsidiariteitsbeginsel is ook geen sprake. Eiser kan een nieuwe asielaanvraag indienen en deze zal, als eiser dan wel verschijnt voor de afspraken waarvoor verweerder hem oproept, inhoudelijk worden behandeld.
9. De aanvraag is terecht buiten behandeling gesteld.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr.S.C. Spruijt, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.idem