ECLI:NL:RBDHA:2022:470

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
09/269288-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte in een zaak van verkrachting en mishandeling met psychische aandoening

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 31 januari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en mishandeling. De feiten vonden plaats op 5 oktober 2021 in Den Haag, waar de verdachte de aangeefster, zijn vriendin, heeft mishandeld en gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de feiten leed aan een manische episode met psychotische kenmerken, veroorzaakt door een bipolaire-I-stoornis. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet strafbaar was, omdat zijn geestelijke toestand zijn handelen volledig bepaalde. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, ondanks de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte inmiddels vrijwillig in behandeling is en dat er geen indicatie is voor een zorgmachtiging, waardoor de oplegging van een maatregel niet aan de orde was. De zaak benadrukt de complexiteit van de relatie tussen geestelijke gezondheid en strafrechtelijke aansprakelijkheid.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/269288-21
Datum uitspraak: 31 januari 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 17 januari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.M. Kampen en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw mr. N.J.B. Vegelien naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 5 oktober 2021 te ’s-Gravenhage door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , bestaande uit
- het brengen van de penis in de mond van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] op bed heeft gegooid en meermalen in/tegen het gezicht heeft gestompt en/of geslagen,
- de onderbroek van die [slachtoffer] kapot heeft gescheurd,
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd “kom me een beetje pijpen”,
- het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en naar beneden heeft geduwd en/of
- ( vervolgens) meermalen zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of
- zijn hand op de mond van die [slachtoffer] heeft gelegd en/of die [slachtoffer] bij de keel heeft gepakt toen die [slachtoffer] om hulp riep,
- waarbij verdachte steeds voorbij is gegaan aan signalen van verbaal en/of fysiek verzet door die [slachtoffer] ;
2
hij op of omstreeks 5 oktober 2021 te ’s-Gravenhage [slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] meermalen (met kracht) op/tegen de schouder te stompen en/of te slaan,
- een boek tegen het gezicht en/of hoofd te gooien van die [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] op bed te gooien en in/tegen het gezicht te stompen en/of te slaan;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op 4 oktober 2021 zijn bij de politie verschillende meldingen binnengekomen van een verward persoon met suïcidale neigingen, welke persoon later de verdachte bleek te zijn. Omdat uit het contact tussen de verbalisanten en de verdachte niet bleek dat hij een gevaar voor zichzelf of anderen was, is er geen gevolg gegeven aan de meldingen. De verbalisanten hebben de verdachte aangeraden om zich te melden bij zijn huisarts.
Op 5 oktober 2021 zijn verbalisanten van de politie eenheid Den Haag naar [pleegplaats] gestuurd, naar aanleiding van een melding van mishandeling. Diezelfde dag heeft meldster [slachtoffer] (hierna: aangeefster) aangifte gedaan van mishandeling en verkrachting en is de verdachte aangehouden.
De verdachte maakte in zijn eerste verhoor bij de politie en later bij de rechter-commissaris een verwarde indruk en heeft daar onsamenhangende verklaringen afgelegd. In een later verhoor en ter terechtzitting heeft de verdachte voornamelijk een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Wel heeft hij verklaard dat hij zich (bijna) niets kan herinneren van hetgeen op 5 oktober 2021 en de dagen daaromheen zou zijn gebeurd.
De rechtbank moet beoordelen of op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde verkrachting en mishandeling van aangeefster op 5 oktober 2021.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de twee tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Volgens de officier van justitie zijn de verklaringen die aangeefster heeft afgelegd betrouwbaar en worden deze verklaringen in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde in het bijzonder aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat hij geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het verkrachten van aangeefster en omdat geen sprake is geweest van de voor verkrachting vereiste dwang.
Op specifieke standpunten van de verdediging zal de rechtbank – voor zover van belang – bij de bewijsoverwegingen nader ingaan.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft als bijlage I opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Het juridisch kader
Bij haar beoordeling stelt de rechtbank het volgende juridisch kader voorop.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad in zedenzaken kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de seksuele handelingen als zodanig bevestiging dienen te vinden in ander bewijsmateriaal. Het is voldoende wanneer de verklaring van de aangeefster op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring van de aangeefster en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan. Daarnaast geldt dat een voor het bewijs gebruikte verklaring op zichzelf ook voldoende betrouwbaar moet zijn. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank zal allereerst toetsen of de verklaringen van aangeefster betrouwbaar kunnen worden geacht. Als dat het geval is, moet de rechtbank beoordelen of die verklaringen in voldoende mate worden ondersteund door ander bewijs.
3.6
Bewijsoverwegingen feit 1
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
De rechtbank is van oordeel dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster. Daarvoor is het volgende van belang.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster in haar aangiftes bij de politie gedetailleerd heeft verklaard over de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de verdachte de ten laste gelegde (seksuele en gewelds) handelingen heeft verricht. De inhoud van de verklaringen van aangeefster komen daarnaast authentiek op de rechtbank over. Tevens zijn de verklaringen die zij heeft afgelegd op de hoofdlijnen consistent. Voor zover in de verklaringen van aangeefster inconsequenties dan wel onduidelijkheden voorkomen, betreffen deze niet de kern van de verklaring omtrent de seksuele handelingen of de geweldshandelingen van de verdachte. Ook is geen sprake van zodanige tegenstrijdigheden dat deze de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster op het punt van de door haar beschreven seksuele handelingen of geweldshandelingen zouden aantasten. Het dossier bevat ook geen aanwijzingen waaruit zou blijken dat aangeefster er enig belang bij zou hebben om haar verklaringen over de verdachte te verzinnen. Sterker nog: aangeefster heeft na het incident op 5 oktober 2021, nog voordat zij de politie heeft gebeld, contact opgenomen met de crisisdienst, om te vragen of zij de verdachte konden helpen. Ook dat onderstreept naar het oordeel van de rechtbank de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de verklaringen van aangeefster.
Steunbewijs
Naar het oordeel van de rechtbank worden de betrouwbare verklaringen van aangeefster in voldoende mate ondersteund door andere bevindingen uit het dossier, afkomstig uit een andere bron dan van aangeefster zelf.
In de eerste plaats is van belang dat verbalisanten in de slaapkamer van de verdachte een gescheurde onderbroek hebben aangetroffen, hetgeen overeenkomt met de verklaring van aangeefster. Daarnaast heeft aangeefster kort na het incident op 5 oktober 2021 gesproken met een verbalisant. Deze verbalisant heeft gerelateerd dat hij zag dat aangeefster huilde. De rechtbank concludeert daaruit dat aangeefster overstuur was van hetgeen kort daarvoor was voorgevallen. Een andere verbalisant heeft gerelateerd dat hij een blauwe plek op de rechter bovenarm van aangeefster zag.
Dit steunbewijs staat naar het oordeel van de rechtbank in voldoende nauw verband met de verklaringen van aangeefster.
Nu de rechtbank de verklaringen van aangeefster betrouwbaar acht, die verklaringen in voldoende mate worden ondersteund door andere bevindingen in het dossier en geen contra-indicaties bestaan voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster, zal de rechtbank bij de beoordeling van de tenlastelegging uitgaan van de juistheid van die verklaringen.
Verkrachting?
Om tot een bewezenverklaring van verkrachting te komen, moet worden vastgesteld dat de verdachte door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Uit de verklaringen van aangeefster leidt de rechtbank af dat de verdachte op 5 oktober 2021 in de woning van zijn ouders te Den Haag meermalen tegen de rechterschouder van aangeefster sloeg, op enig moment de deur van zijn slaapkamer op slot draaide en een boek tegen haar gezicht gooide, waarna hij heeft gezegd dat hij aangeefster "zou gaan neuken als de duivel". De verdachte heeft aangeefster vervolgens op bed gegooid, meerdere malen met vlakke hand in het gezicht geslagen en haar onderbroek kapot gescheurd. Aangeefster heeft meerdere keren gezegd dat ze dit niet wilde en ze heeft op enig moment ook om hulp geroepen, waarna de verdachte zijn hand over haar mond heeft gelegd en haar bij de keel heeft gepakt. Ook heeft ze geprobeerd om de verdachte van zich af te duwen. Hoewel de verdachte uiteindelijk van haar af is gegaan, heeft hij daarna tegen aangeefster gezegd "kom me een beetje pijpen", waarop aangeefster "nee" heeft geantwoord. De verdachte heeft toen plotseling met zijn hand het hoofd van aangeefster gepakt, zijn penis in haar mond gedaan en haar hoofd drie keer naar beneden geduwd. De derde keer moest aangeefster kokhalzen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden, voldaan is aan de voor verkrachting vereiste dwang. Deze dwang leidt de rechtbank enerzijds af uit het door de verdachte gebruikte geweld voorafgaand aan de ten laste gelegde seksuele handelingen, en anderzijds uit de overige feitelijke handelingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden. Aangeefster is door het handelen van de verdachte in een zodanige bedreigende situatie gebracht, dat zij zich redelijkerwijs niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten. Dit blijkt ook uit de verklaring van aangeefster dat zij “mee is gaan spelen” met de verdachte, omdat zij bang was om meer klappen te krijgen of dat hij ergere dingen zou doen.
De rechtbank overweegt verder dat kenbaar moet zijn geweest voor de verdachte dat aangeefster op dat moment geen seksuele handelingen met of bij hem wilde verrichten, nu zij zich meerdere keren fysiek en verbaal heeft verzet tegen de seksuele handelingen van de verdachte.
Tot slot overweegt de rechtbank dat de verdachte, door het brengen van zijn penis in de mond van aangeefster, het lichaam van aangeefster seksueel is binnengedrongen.
3.7
Conclusie ten aanzien van de feiten 1 en 2
De rechtbank komt tot de conclusie dat de onder feit 1 ten laste gelegde verkrachting en de onder feit 2 ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen zijn. De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop tussen de feiten, nu het op bed gooien en in het gezicht slaan van aangeefster zowel deel uitmaakt van de verkrachting als van de mishandeling en ook het slaan tegen de schouder en het gooien met het boek hebben bijgedragen aan de bedreigende situatie waarin aangeefster zich bevond en waaraan zij zich niet kon en/of durfde te onttrekken.
3.8.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 5 oktober 2021 te ’s-Gravenhage door geweld
enandere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , bestaande uit
- het brengen van de penis in de mond van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] op bed heeft gegooid en meermalen tegen het gezicht heeft geslagen,
- de onderbroek van die [slachtoffer] kapot heeft gescheurd,
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd “kom me een beetje pijpen”,
- het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en naar beneden heeft geduwd en
- ( vervolgens) meermalen zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd en
- zijn hand op de mond van die [slachtoffer] heeft gelegd en die [slachtoffer] bij de keel heeft gepakt toen die [slachtoffer] om hulp riep,
- waarbij verdachte steeds voorbij is gegaan aan signalen van verbaal en fysiek verzet door die [slachtoffer] .
2
hij op 5 oktober 2021 te ’s-Gravenhage [slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] meermalen (met kracht) tegen de schouder te stompen,
- een boek tegen het gezicht te gooien van die [slachtoffer] en
- ( vervolgens) die [slachtoffer] op bed te gooien en tegen het gezicht te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert de in het dictum genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de bij verdachte vastgestelde stoornis zijn handelen op 5 oktober 2021 volledig heeft bepaald. Als gevolg daarvan is de verdachte geen strafbare dader en moet hij worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten, indien door de rechtbank bewezen verklaard, niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend, gelet op het bepaalde in artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Toerekenbaarheid
Bij de beantwoording van de vraag of het feit aan de verdachte kan worden toegerekend, heeft de rechtbank acht geslagen op het Pro Justitia-rapport van de [psychiater] van 2 december 2021, waarin – samengevat – het volgende staat.
De deskundige concludeert dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te classificeren als een bipolaire-I-stoornis. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten maakte de verdachte een manische episode met psychotische kenmerken door. De deskundige komt tot de conclusie dat het ten laste gelegde kan worden beschouwd als geheel of vrijwel geheel voortgekomen uit de megalomanie van de verdachte, waarbij sprake was van sterke ontremming van zijn gedrag en beperking van zijn vermogen tot oordeel en kritiek. Geadviseerd wordt daarom om de ten laste gelegde feiten bij een bewezenverklaring niet aan de verdachte toe te rekenen. Wel adviseert de deskundige om de mogelijkheden voor een zorgmachtiging te laten onderzoeken, teneinde het recidiverisico te kunnen beperken.
Nu de conclusies van de psychiater gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, legt de rechtbank die conclusies aan haar oordeel over de toerekenbaarheid ten grondslag. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de slotsom dat de verdachte niet strafbaar is omdat het feit hem niet kan worden toegerekend. De verdachte moet daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Maatregel of zorgmachtiging?
De rechtbank heeft ook kennis genomen van een reclasseringsrapport over de verdachte van 23 december 2021. Hieruit volgt dat de verdachte zich na zijn vrijlating uit de voorlopige hechtenis op 3 december 2021, op vrijwillige basis heeft aangemeld bij de GGZ. Op 10 december 2021 is een behandeling door het Intensief Behandelteam van Parnassia gestart, in afwachting van de start van de behandeling bij PsyQ. Verder volgt uit het rapport dat de verdachte op vrijwillige basis is gestart met antipsychotica en overige stabiliserende medicatie. De reclassering ziet in de intelligentie van de verdachte, zijn steunende en adequate gezinsleden en zijn motivatie voor behandeling, belangrijke beschermende factoren. Het recidiverisico wordt dan ook ingeschat als laag. Verder ziet de reclassering geen indicatie voor een zorgmachtiging, nu de verdachte op vrijwillige basis is begonnen met een behandeling.
Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat de behandeling bij PsyQ anderhalve week geleden van start is gegaan en dat hij nog steeds verschillende medicijnen slikt. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij alles op alles wil zetten om te voorkomen dat hij opnieuw in een manische episode terechtkomt en dat hij gemotiveerd is om de behandeling te blijven volgen en zijn medicatie te blijven gebruiken.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat de oplegging van een maatregel of het afgeven van een zorgmachtiging niet (meer) aan de orde is, nu de verdachte inmiddels in een vrijwillig kader met zijn behandeling is begonnen en gemotiveerd lijkt te zijn om deze behandeling te volgen. De verdachte zal daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging, zonder dat er een maatregel wordt opgelegd of zorgmachtiging wordt afgegeven.

6.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.8 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
de eendaadse samenloop van:
verkrachting;
en
mishandeling;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde niet strafbaar;
ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Neervoort, voorzitter,
mr. L. Kelkensberg, rechter,
mr. E.R.F. van Engelen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.R. van der Klugt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 januari 2022.
Bijlage I
Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het [proces verbaal] (hierna: proces-verbaal A) of het [proces verbaal] (hierna: proces-verbaal B). Proces-verbaal A is opgesteld door verbalisanten van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Zuid en proces-verbaal B is opgesteld door verbalisanten van de politie eenheid Rotterdam, Dienst Regionale Recherche. De processen verbaal, met bijlagen, zijn doorgenummerd van pagina 1 t/m 96.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 5 oktober 2021, voor zover inhoudende (proces-verbaal A, p. 13 t/m 15):
Ik doe aangifte van mishandeling, poging tot verkrachting en het hebben van gedwongen orale seks met mijn vriend [verdachte] . (…) [verdachte] is woonachtig bij zijn [ouders] te Den Haag.
(…)
Op 5 oktober 2021 kwam [verdachte] thuis met zijn vader. (…) [verdachte] wilde niet dat ik opstond. Om dit te voorkomen sloeg hij mij meerdere malen met een vuist, met kracht, op mijn rechterschouder. Dit deed wel pijn. Ik had rode afdrukken op mijn schouder op de plek waar hij mij geslagen had. (…) Ik trachtte op hem in te praten. Ik vroeg of wij koffie zouden drinken. Hier stemde hij mee in. Vervolgens liep hij naar de slaapkamerdeur en draaide hij de deur op slot. Ik zag dat [verdachte] een boek pakte en deze naar mij toe gooide. Ik voelde dat het boek mij aan de rechterkant van mijn gezicht raakte. Het betrof zo een flexibel boek. Ik voelde op dat moment een brandend gevoel aan de rechterkant van mijn gezicht. Dit deed pijn. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat hij mij zou gaan neuken als de duivel. (…) [verdachte] gooide mij op bed. Dit wilde ik niet. Hierop sloeg [verdachte] mij meerdere malen met een vlakke hand tegen de rechterzijde van mijn gezicht. Dit deed pijn. Ook nu voelde ik een brandend gevoel in mijn gezicht. (…) Vervolgens trok hij mijn onderbroek stuk. Hierop ging [verdachte] op mij liggen en haalde zijn geslachtsdeel uit zijn broek. (…) Ik zei tegen [verdachte] dat ik dit niet wilde. [verdachte] liet mijn handen vervolgens vrij snel weer los. Ik probeerde [verdachte] meerdere malen van mij af te duwen. Dit lukte niet. Daar is [verdachte] te sterk voor. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij de duivel was en dat ik hem moest commanderen als de duivel. Hierop riep ik tegen hem dat ik het niet wilde en dat hij moest stoppen. Ik zag dat [verdachte] vervolgens van mij afging. Hierop trachtte ik me aan te kleden. Vervolgens zag ik dat [verdachte] mij bij mijn hoofd pakte en mijn hoofd met kracht naar zijn geslachtsdeel bracht. Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei: "kom ff pijpen".
(…)
Ik heb in de tussentijd nog geroepen om hulp. Ik weet niet meer precies wanneer dat was. Ik weet wel dat [verdachte] mij toen bij mijn keel pakte en een hand op mijn mond en over mijn neus legde zodat ik niet om hulp kon roepen. Ik voelde dat [verdachte] hard kneep. Ik voelde dat ik geen lucht kreeg.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen inclusief bijlage, opgemaakt op 5 oktober 2021, voor zover inhoudende (proces-verbaal B, p. 17 en 18):
Voordat [slachtoffer] het bureau verliet hebben wij samen nogmaals naar eventueel letsel op haar arm gekeken. Aangeefster gaf aan dat haar arm beurs voelde. Er was inmiddels een lichte blauwe plek zichtbaar geworden op haar rechter bovenarm.
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt op 5 oktober 2021, voor zover inhoudende (proces-verbaal B, p. 20 en 21):
(…) Hij liep naar de deur, dus ik dacht: "Mooi we gaan koffie drinken" maar toen draaide hij de slaapkamerdeur op slot. Ik dacht "shit dat wordt geen koffie drinken". Ik ben toen maar weer mee gaan spelen met hem omdat ik bang meer klappen te krijgen of dat hij ergere dingen zou doen. (…) Toen plots zei hij: "kom me een beetje pijpen". (…) Maar ditmaal reageerde ik "Nee", want ik wilde niet. Toen pakte hij plots mijn hoofd en stak hij zijn piemel in mijn mond. Toen heeft hij mijn hoofd twee keer naar beneden geduwd. 1 keer heel diep, de derde keer, dat ik echt moest kokhalzen. Ik trok mijn hoofd terug. Die mogelijkheid was er ergens. Ik ben opgestaan en zei: "Ik wil dit niet!" (…) Ik heb ook ergens tussen die twee incidenten mijn schoonvader kunnen roepen. Hij moest me helpen, maar toen had hij me ook vastgegrepen en zijn hand over mijn mond gelegd.
(…)
Het moment dat hij jou hoofd beetpakt. Vertel daar eens over.
- Tsja, hij pakte mijn hoofd met zijn handen. Hij pakte mij in een keer met 1 hand op mijn achterhoofd en trok mij in een keer naar zijn piemel toe. Met zijn andere hand houdt hij zijn piemel vast en hij duwde mij twee keer en de derde heel diep.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 5 oktober 2021, voor zover inhoudende (proces-verbaal A, p. 48):
Op 3 oktober 2021
(de rechtbank begrijpt: 5 oktober 2021)kregen wij (…) het verzoek om de 2202 te ondersteunen met een aanhouding buiten heterdaad. Wij zijn naar de [pleegplaats] gereden. (…) Ik hoorde dat [collega] zei dat wij moesten kijken naar een gescheurde onderbroek in de slaapkamer. (…) Ik, [collega] , vroeg of dit de slaapkamer van [verdachte] was. Ik zag dat [collega] knikte. Ik zag op de grond een zwart voorwerp liggen gelijkend op een onderbroek. Ik, [collega] , heb hier foto’s van gemaakt en zag dat de onderbroek gescheurd was.
5.
Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 5 oktober 2021, voor zover inhoudende (proces-verbaal A, p. 60 en 61):
Op 5 oktober 2021 (…) kregen we de opdracht om te gaan naar de [pleegplaats] te ’s-Gravenhage. Daar zou meldster geslagen zijn door haar vriend. (…) Op het [parkeerterrein] hebben wij gesproken met de meldster. De meldster gaf via een identiteitskaart op te zijn: [slachtoffer] . (…) Ik hoorde en zag dat [slachtoffer] huilde.