ECLI:NL:RBDHA:2022:4696

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
AWB 21/4222
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag in het kader van nareis wegens onvoldoende bewijs van duurzame en exclusieve relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een mvv-aanvraag in het kader van nareis. Eiseres, een vrouw met de Bahreinse nationaliteit, had een aanvraag ingediend om naar Nederland te komen om bij haar echtgenoot, die in het bezit is van een asielvergunning, te verblijven. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat er op het peilmoment (18 december 2017) sprake was van een duurzame en exclusieve relatie met haar echtgenoot. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat eiseres en haar echtgenoot op verschillende momenten tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd over belangrijke aspecten van hun relatie, zoals het aantal ontmoetingen en de duur van deze ontmoetingen. De rechtbank oordeelde dat de tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiseres en referent voldoende reden vormden voor de staatssecretaris om de aanvraag af te wijzen. Eiseres voerde aan dat zij wel degelijk aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een duurzame en exclusieve relatie, maar de rechtbank was van mening dat de door haar overgelegde bewijsstukken en verklaringen niet voldoende waren om de afwijzing te weerleggen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/4222

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. van Werven),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.H.W.M. van Lokven).

Procesverloop

Bij besluit van 23 oktober 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een mvv [1] in het kader van nareis afgewezen.
Bij besluit van 21 juni 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 6 april 2022 op zitting behandeld. Referent was aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook was namens verweerder aanwezig mr. [A] .

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres, met de Bahreinse nationaliteit, heeft een mvv-aanvraag ingediend in het kader van nareis. Zij wil graag verblijven bij haar echtgenoot, [referent] (referent), die in het bezit is van een asielvergunning. Eiseres en referent zijn op afstand (‘met de handschoen’) getrouwd, toen referent al in Nederland verbleef. Sindsdien is eiseres een aantal keer in Nederland op bezoek geweest bij referent met een visum voor kort verblijf.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen. Volgens verweerder heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat er tussen haar en referent sprake was van een duurzame en exclusieve relatie op het peilmoment [2] (18 december 2017), omdat zij op essentiële punten tegenstrijdig hebben verklaard over het begin van hun relatie en de verloving. Van een feitelijke gezinsband was volgens verweerder daarom (nog) geen sprake tijdens het peilmoment.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij voert aan dat ze wel degelijk aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inreis van referent al sprake was van een duurzame en exclusieve relatie. Eiseres betoogt dat zij en referent grotendeels gelijk hebben verklaard en dat van tegenstrijdigheid nauwelijks sprake is. Verweerder dient alle verklaringen integraal te bekijken, in samenhang met de overgelegde stukken. Eventuele onduidelijkheden over de verklaringen zijn volgens eiseres te wijten aan het feit dat een medewerker van VWN [3] in de reactie op de herstel verzuimbrief enige onjuistheden heeft opgenomen. Ter onderbouwing van haar aanwezigheid in Iran, het contact tussen eiseres en referent en het contact tussen hun families heeft eiseres nog (scherm)afbeeldingen overgelegd. Tot slot betoogt eiseres dat verweerder in bezwaar ten onrechte heeft afgezien van het horen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Duurzame en exclusieve relatie op het peilmoment
4. Partijen zijn het erover eens dat het aan eiseres en referent is om aan te tonen of aannemelijk te maken dat op het peilmoment sprake was van een duurzame en exclusieve relatie. Als dit niet met documenten kan worden onderbouwd, kan met plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen aangetoond worden dat het gezinslid feitelijk tot het gezin behoort [4] .
4.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er op het peilmoment sprake was van een duurzame en exclusieve relatie tussen haar en referent. Met verweerder is de rechtbank het eens dat eiseres en referent op verschillende momenten tegenstrijdig hebben verklaard over belangrijke onderdelen van het begin van hun relatie. Zo hebben zij verschillend verklaard over het aantal ontmoetingen en de duur van de ontmoeting(en) die voor de inreis van referent heeft (of hebben) plaatsgevonden in Iran. Referent heeft in de reactie op de herstelverzuimbrief aangegeven dat hij eiseres twee keer in Iran heeft ontmoet in augustus 2017 en dat hij haar toen twee uur per keer sprak. In het gehoor hebben eiseres en referent verklaard dat zij elkaar één keer hebben ontmoet in Iran. Referent heeft het dan over mei 2017 en eiseres over augustus 2017. Als referent geconfronteerd wordt met deze tegenstrijdigheden, geeft hij aan dat de verklaring in de reactie op de herstelverzuimbrief simpelweg niet klopt. In bezwaar komt referent daar echter weer op terug. Eiseres geeft in het gehoor als verklaring dat referent waarschijnlijk doelde op de eerste online ontmoeting, omdat die volgens haar in mei 2017 plaatsvond. Verweerder heeft er echter terecht op gewezen dat dit weer niet strookt met het feit dat referent eerder heeft verklaard dat de eerste online ontmoeting in 2016 plaatsvond. Ook over de duur van eerste fysieke ontmoeting(en) hebben eiseres en referent wisselend verklaard. Zo heeft referent het over 15 tot 30 minuten, terwijl eiseres het heeft over een ontmoeting van twee uur. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat verwacht mag worden van eiseres en referent dat zij eenduidig kunnen verklaren over deze ontmoeting(en), nu dit hun eerste en enige ontmoeting(en) was/waren voordat zij zijn getrouwd. Ook heeft verweerder van belang mogen achten dat eiseres en referent onder meer tegenstrijdig hebben verklaard over wat zij tijdens de eerste ontmoeting(en) hebben besproken en wanneer zij voor het eerst online contact hebben gehad met elkaar.
4.2
Hetgeen eiseres in beroep heeft aangevoerd is volgens de rechtbank onvoldoende om voorbij te gaan aan de vastgestelde tegenstrijdigheden. De rechtbank is het met eiseres eens dat de verklaringen niet per onderdeel, maar integraal bekeken moeten worden. Echter, zoals de rechtbank heeft geconstateerd, hebben eiseres en referent juist op verschillende belangrijke punten tegenstrijdig of wisselend verklaard. De rechtbank acht hierbij ook van belang dat eiseres enerzijds aangeeft dat de informatie in de reactie op de herstelverzuimbrief op sommige punten niet klopt, omdat die reactie is opgesteld door een medewerker van VWN. Anderzijds geeft eiseres aan dat sommige afgegeven verklaringen tijdens het gehoor niet kloppen en dat de informatie uit de reactie op de herstelverzuimbrief juist gevolgd moet worden.
4.3
Ten aanzien van het overgelegde Premarital Examination Certificate overweegt de rechtbank dat verweerder deze wel heeft betrokken bij het bestreden besluit, maar niet van doorslaggevend belang heeft hoeven achten. Hierbij heeft verweerder van belang mogen achten dat op het stuk alleen een afgiftedatum en de namen van eiseres en referent genoteerd staan. Zoals verweerder heeft gemotiveerd, blijkt verder niet uit het stuk wanneer zij daadwerkelijk verloofd zijn en hoe de verloving tot stand is gekomen.
4.4
Ook de extra stukken die eiseres in beroep heeft overgelegd zijn onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Eiseres heeft verschillende foto’s overgelegd om te onderbouwen dat zij in augustus 2017 in Iran was. Los van het feit dat eiseres niet zichtbaar is op de foto’s, is dit geen bewijs dat zij referent daadwerkelijk ontmoet heeft op dat moment. Het is de rechtbank in zoverre niet gebleken dat verweerder de enkele aanwezigheid van eiseres in Iran ontkent. Ook de overgelegde afbeelding van Snapchat neemt de tegenstrijdige verklaringen over het online contact niet weg. De rechtbank merkt hierbij ook op dat eiseres en referent het in de procedure met name over Instagram hebben gehad en niet eerder over Snapchat hebben verklaard.
4.5
Tot slot benoemt de rechtbank nog dat verweerder in het primaire besluit, dat is gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft aangegeven dat ook als eiseres en referent elkaar één keer ontmoet zouden hebben in Iran, dit nog niet automatisch maakt dat voor het peilmoment al sprake was een duurzame en exclusieve relatie.
Feitelijke gezinsband
4.6
Ter zitting heeft eiseres nog betoogd dat het niet gaat om de vraag of eiseres op het peilmoment al feitelijk tot het gezin van referent behoorde, omdat dit een extra criterium zou zijn dat niet voorkomt in de Gezinsherenigingsrichtlijn [5] . Nu eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat op het peilmoment al sprake was van een duurzame en exclusieve relatie, kan dit betoog haar al niet baten. De rechtbank laat dit betoog daarom verder onbesproken.
Hoorplicht
4.7
De rechtbank volgt eiseres tot slot niet in haar betoog dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van het horen. Van het horen in bezwaar slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef, en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht mag worden afgezien, indien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de motivering van het primaire besluit en de gronden in het bezwaarschrift is in dit geval aan deze maatstaf voldaan, zodat verweerder van het horen heeft mogen afzien. De rechtbank acht daarbij van belang dat eiseres en referent in het kader van hun aanvraag
Wat is de conclusie?
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Het moment van inreis van referent.
3.Vluchtelingenwerk Nederland.
4.Zie paragraaf C2/4.1.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
5.Richtlijn 2003/86/EG.