In deze zaak heeft verzoekster, een werknemer van de Staat der Nederlanden, een verzoek ingediend om schadevergoeding na haar vervroegd pensioen. Verzoekster was sinds 2008 in dienst bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en ging op 23 november 2021 met pensioen op 66-jarige leeftijd. Ze had eerder een verzoek ingediend om door te werken tot haar 67e verjaardag op 23 juli 2022, maar dit verzoek werd afgewezen door de Staat, wat door de Geschillencommissie Rijk werd bevestigd. Verzoekster stelt dat ze door het Pensioenakkoord 2020 en toezeggingen van haar werkgever recht had op doorwerken en dat ze hierdoor een schadevergoeding van € 17.000,- heeft misgelopen.
De kantonrechter heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen, waaronder de lange tijd die de Staat nodig had om op het verzoek van verzoekster te reageren. De rechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst van verzoekster eindigde op haar AOW-gerechtigde leeftijd, maar dat de Staat op basis van een interne Handreiking had moeten toestaan dat verzoekster tot 1 januari 2022 doorwerkte. Dit betekent dat verzoekster recht heeft op doorbetaling van haar salaris voor de periode van 23 november 2021 tot en met 31 december 2021, onder aftrek van ontvangen AOW- en pensioenuitkeringen. De rechter laat partijen toe om binnen 14 dagen hun standpunt over eventuele nabetalingen en andere vergoedingen kenbaar te maken, en houdt verdere beslissingen aan totdat deze informatie is ontvangen.