ECLI:NL:RBDHA:2022:4649

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
NL22.2452
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een vrouw die haar verblijfsdoel wilde wijzigen, had eerder een aanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Dit primaire besluit, dat op 4 juli 2021 werd genomen, leidde ook tot de intrekking van haar verblijfsvergunning met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2019. Verzoekster ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 10 februari 2022. Hierop heeft zij beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op basis van de artikelen 8:81 en 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen van de uitspraak werd verwezen naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank (zaaknummer NL22.2450) die betrekking had op het beroep waar het verzoek om voorlopige voorziening op gebaseerd was. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en heeft het afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. W. van Loon, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.2452

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoekster

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij het besluit van 4 juli 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot wijziging van het verblijfsdoel van haar verblijfsvergunning afgewezen. Ook is de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd van verzoekster voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2019.
Bij het besluit van 10 februari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak buiten zitting.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL22.2450, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft. Het verzoek wordt daarom afgewezen als kennelijk ongegrond.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.