ECLI:NL:RBDHA:2022:4647
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aanvraag uitstel van vertrek buiten behandeling gesteld wegens niet overleggen van stukken na herstelverzuimmogelijkheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die de Sierra Leoonse nationaliteit bezit en sinds juli 2001 in Nederland verblijft, had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris buiten behandeling gesteld omdat de eiser niet tijdig de gevraagde bewijsmiddelen had ingediend. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 13 april 2022 behandeld, waarbij de eiser zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De staatssecretaris verscheen niet op de zitting.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris terecht de aanvraag buiten behandeling had gesteld, omdat eiser niet had voldaan aan de vereisten voor het indienen van de aanvraag. Eiser had de gelegenheid gekregen om aanvullende informatie te verstrekken, maar had hier geen gebruik van gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet verplicht was om in te gaan op de door eiser in beroep overgelegde stukken, omdat deze reeds in de bezwaarfase niet meer relevant waren. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe, omdat eiser aannemelijk had gemaakt dat hij aan de voorwaarden voor vrijstelling voldeed.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van de benodigde documenten bij aanvragen voor uitstel van vertrek en de rol van de staatssecretaris in het proces. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris op juiste wijze had gehandeld door de aanvraag buiten behandeling te stellen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.