ECLI:NL:RBDHA:2022:4644

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
NL22.3755
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid en onvoldoende onderbouwing van vrees voor vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Guinese nationaliteit, had een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld op 7 april 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Eiser stelde dat hij vreesde voor vervolging vanwege zijn etnische afkomst en de situatie van zijn dochter in Guinee, die risico liep op gedwongen besnijdenis.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de relevante elementen van eisers asielrelaas geloofwaardig waren, maar dat de vrees voor vervolging niet aannemelijk was gemaakt. Eiser had niet voldoende bewijs geleverd dat hij bij terugkeer naar Guinee problemen zou ondervinden vanwege zijn afkomst of de situatie van zijn dochter. De rechtbank wees erop dat eiser tijdens eerdere gehoren niet had verklaard dat hij problemen had ondervonden vanwege zijn politieke overtuiging en dat de stammenconflicten uit 2013 niet meer actueel waren.

De rechtbank concludeerde dat de asielaanvraag van eiser ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier N.F. Kreeftmeijer. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.3755

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. van Akenborgh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. van Hoof).

Procesverloop

Bij besluit van 1 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de Algemene Asielprocedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 7 april 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Jalioh, in de taal Madinka. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op 15 [geboortedatum] en de Guinese nationaliteit te bezitten. Op 13 juni 2019 heeft eiser in Nederland een eerste asielaanvraag ingediend.
2. Bij besluit van 16 oktober 2019 is deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat op grond van de Dublinverordening [1] was vastgesteld dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling hiervan. Het hiertegen door eiser ingestelde beroep is bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 7 november 2019 [2] ongegrond verklaard.
3. Op 3 maart 2021 heeft eiser opnieuw een asielaanvraag ingediend. Omdat de uiterste overdrachtstermijn [3] aan Frankrijk inmiddels ongebruikt was verstreken, is de asielaanvraag van eiser behandeld in de nationale asielprocedure.
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen met de familie van [naam2];
- stammengevechten in 2013 waarbij vader en broers zijn gedood.
5. Verweerder heeft de relevante elementen van eisers asielrelaas geloofwaardig geacht. De daaruit door eiser ontleende vrees voor de familie van [naam2] of om te worden gedood in de stammenconflicten vindt verweerder evenwel niet aannemelijk. Voorts acht verweerder de stelling van eiser dat hij te vrezen heeft voor gedwongen besnijdenis van zijn dochter onvoldoende onderbouwd. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag moet worden afgewezen als ongegrond. [4]
6. Op wat eiser hiertegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
De vrees om te worden vermoord omdat eiser tot de Madinka stam behoort
7. Eiser heeft aangevoerd dat hij de zoon is van een belangrijk politicus, die een aantal jaren geleden is gedood om diens afkomst. Ook eisers broers zijn om hun Madinka afkomst gedood. Eiser heeft zelf campagne gevoerd met zijn vader, waardoor eiser de aandacht heeft getrokken van politieke en etnische tegenstanders. Hierdoor heeft eiser persoonlijk te vrezen bij terugkeer naar het land van herkomst. Verweerder heeft verder miskend dat stammentwisten een lang verloop hebben, waardoor niet kan worden tegengeworpen dat het niet aannemelijk is dat eiser nu nog te vrezen zou hebben voor andere etnische groepen en politieke tegenstanders.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door zijn etnische afkomst bij terugkeer in Guinee problemen kan verwachten. Verweerder heeft zich daarbij niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de stammenproblemen in 2013 nu nog actueel zijn. De overigens niet onderbouwde stelling van eiser ter zitting - dat de president van Guinee, die tevens tot de Madinka behoorde, recentelijk in een coup is gedood - kan dit niet anders maken. Ook heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de personen die verantwoordelijk zijn voor de dood van eisers vader en broers (nog immer) naar eiser op zoek zijn. Verweerder heeft er in dit kader terecht op gewezen dat eiser tijdens zijn gehoren niet heeft verklaard dat zijn vader een belangrijk politicus was, noch dat eiser met zijn vader campagne heeft gevoerd. Daar komt bij dat uit de verslagen van de gehoren blijkt dat eiser heeft verklaard dat hij nooit problemen heeft ondervonden vanwege zijn politieke overtuiging en dat zijn vader wel geïnteresseerd was in politiek. [5] Deze grond slaagt niet.

Vrees om te worden gedood door de familie van [naam2]

9. Eiser heeft voorts aangevoerd dat hij nog immer te vrezen heeft voor de familie van [naam2] en dat hij e-mails ontvangt waarin hij wordt gewaarschuwd om niet terug te keren naar Guinee. Eiser heeft in beroep een screenshot overgelegd van een e-mail. Deze e-mail zou zijn doorgestuurd door een kennis van eiser in Guinee, een zekere heer [naam3]. Volgens eiser onderbouwt deze e-mail zijn actuele vrees voor de familie van [naam2], omdat hieruit volgt dat eiser nog altijd wordt bedreigd.
10. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd aan eiser tegengeworpen dat hij zijn vrees voor de familie van [naam2] niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft in het bestreden besluit kunnen betrekken dat eiser stelt e-mails te ontvangen, maar niet nader heeft toegelicht van wie hij de e-mails heeft ontvangen, wat de inhoud is van de berichten en hoe deze mensen aan deze informatie komen. De in beroep overgelegde screenshot van een doorgestuurde e-mail kan het voorgaande niet anders maken. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt kunnen stellen dat eiser nog steeds niet aannemelijk heeft gemaakt waar deze e-mail vandaan komt. De screenshot bevat enkel de kennelijke e-mailadressen van eiser en diens gemachtigde. Het bevat geen afzender van de originele e-mail. Voorts bevat de screenshot niet het gehele bericht, maar enkel het onderwerp en is de tekst niet vertaald. Ook bevat het bericht geen tijdsstempel van ontvangst door eiser. Deze grond slaagt dan ook niet.

Vrees voor gedwongen besnijdenis van eisers dochter

11. Verder heeft eiser aangevoerd dat verweerder bij de beoordeling van eisers asielrelaas had moeten betrekken dat eiser een dochter heeft die bij eisers zus in Guinee verblijft. Eiser vreest dat zijn dochter slachtoffer wordt van gedwongen besnijdenis. Eiser is niet in staat haar te beschermen omdat hij zelf gevaar loopt bij terugkeer naar Guinee. Uit het thematisch ambtsbericht Guinee van 2020 [6] volgt dat iedere vrouw in dat land het risico loopt om besneden te worden, waardoor zij toegang moet krijgen tot Nederland. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat aan hem dan ook een verblijfsrecht moet worden toegekend, zodat hij zijn dochter op kan vangen wanneer zij naar Nederland komt.
12. Verweerder heeft in het bestreden besluit verwezen naar het voornemen. In het voornemen heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat, nu eisers dochter in Guinee verblijft, haar eventuele vrees voor gedwongen besnijdenis niet relevant is voor eisers asielaanvraag. Ter zitting heeft verweerder er terecht op gewezen dat er geen beleid bestaat waaruit volgt dat een asielvergunning kan worden verleend omdat iemand ouder is van een meisje wat in het land van herkomst verblijft en daar risico loopt op gedwongen besnijdenis. Deze grond kan niet slagen.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.De Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.NL19.24726.
3.Als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening.
4.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
5.Rapport nader gehoor van 23 februari 2022, pagina 11.
6.Thematisch Ambtsbericht Guinee, Female Genital Mutilation en minderjarigen, mei 2020.