ECLI:NL:RBDHA:2022:4629

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
09/767169-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uitlokken van strafvervolging in Brazilië

Op 26 april 2022 heeft de rechtbank Den Haag in een meervoudige raadkamer uitspraak gedaan op een vordering van de officier van justitie. Deze vordering, ingediend op 1 maart 2022, betrof een verzoek om machtiging ex artikel 5.3.1, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) om het strafdossier met een voorstel tot het uitlokken van strafvervolging in Brazilië aan de Minister van Justitie en Veiligheid te overleggen. De aanleiding voor deze vordering was dat de belanghebbende, die zich als benadeelde partij wilde voegen in de strafzaak, geen schriftelijke instemming had gegeven voor het uitlokken van de strafvervolging in Brazilië.

De rechtbank heeft de vordering op 12 april 2022 in openbare raadkamer behandeld, waarbij de belanghebbende en zijn advocaat, mr. J.J. Bussink, aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat de rechtbank bevoegd was om de vordering te behandelen, omdat de woonplaats van de belanghebbende in Delft als pleegplaats kon worden aangemerkt. De officier van justitie betoogde dat strafvervolging in Brazilië de meest efficiënte manier was om de verdachte te vervolgen, gezien de omstandigheden van de zaak en de locatie van de getuigen.

De belanghebbende verzocht om afwijzing van de vordering, omdat hij de procedure in Brazilië moeilijk kon volgen en hij de zaak snel afgehandeld wilde zien. De rechtbank oordeelde dat er voldoende aanknopingspunten waren om de vervolging in Brazilië te laten plaatsvinden, en verleende de officier van justitie de gevraagde machtiging. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in Nederland was afgerond en dat het horen van getuigen in Brazilië moest plaatsvinden. De beslissing werd uitgesproken door mr. E.C. Kole, voorzitter, en mrs. K.C.J. Vriend en H.H.J. Zevenhuijzen, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. F. Kok.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Parketnummer: 09/767169-20
Raadkamernummer: 22/633
Beslissing van de rechtbank Den Haag, meervoudige raadkamer in strafzaken, op de vordering ex artikel 5.3.1, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van de officier van justitie bij deze rechtbank, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
(hierna: de verdachte).

Inleiding

Door de officier van justitie is op 1 maart 2022 een schriftelijke vordering ingediend tot het verlenen van een machtiging ex artikel 5.3.1, vierde lid, Sv om het strafdossier met een voorstel tot het uitlokken van strafvervolging in Brazilië aan de Minister van Justitie en Veiligheid te overleggen. Reden daartoe is – kort gezegd – dat [belanghebbende] (hierna: de belanghebbende) heeft aangegeven zich als benadeelde partij te willen voegen in een te voeren strafzaak en hij desgevraagd geen schriftelijke instemming heeft gegeven ten behoeve van het uitlokken van strafvervolging in Brazilië.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een deel van het strafdossier met bovengenoemd parketnummer.

De procedure in raadkamer

De rechtbank heeft deze vordering op 12 april 2022 in openbare raadkamer behandeld.
De belanghebbende is in raadkamer gehoord. Mr. J.J. Bussink is namens mr. O.E. de Jong, advocaat van de belanghebbende, verschenen.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank Den Haag bevoegd is om kennis te nemen van de vordering, nu gelet op de pleegperiode de woonplaats van de belanghebbende (Delft) aan te duiden is als pleegplaats. Ook heeft een deel van de aan de verdachte verweten feiten in de woning van de belanghebbende plaatsgevonden.
De officier van justitie heeft in raadkamer gepersisteerd bij de vordering en heeft daartoe het volgende – zakelijk weergegeven – aangevoerd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank in geval van een machtiging tot het uitlokken van strafvervolging dient te beoordelen of geen redelijk denkend lid van het Openbaar Ministerie tot de conclusie zou komen om de strafvervolging over te dragen. Daar is naar de opvatting van de officier van justitie geen sprake van. De politie heeft het onderzoek in Nederland afgerond. De verdachte ontkent schuldig te zijn aan de strafbare feiten die hem worden verweten. De officier van justitie is tot de conclusie gekomen dat strafvervolging in Brazilië de meest efficiënte weg is om de verdachte te vervolgen. De officier van justitie voert daartoe aan dat er vanwege dezelfde feiten reeds een civiele zaak in Brazilië aanhangig is, en dat eventuele getuigen die nog gehoord moeten worden, allen in Brazilië wonen. Het, ten behoeve van een strafvervolging in Nederland, horen van deze getuigen in Brazilië via internationale rechtshulp kan jaren duren. Bij een eventuele veroordeling van de verdachte zal, gelet op de vaste verblijfplaats van de verdachte, de executie in Brazilië plaatsvinden. Aldus is het uitlokken van strafvervolging in Brazilië in het belang van een goede rechtsbedeling.

Het standpunt van de belanghebbende

Namens de belanghebbende is verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen. De procedure is voor de belanghebbende in Brazilië moeilijk te volgen en hij wenst de zaak zo snel mogelijk afgedaan te zien worden. Er zijn aanwijzingen dat eventuele executie niet in Brazilië plaats zal moeten vinden, maar in Suriname. De belanghebbende verzet zich tegen het uitlokken van de strafvervolging in Brazilië.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt vast dat de rechtbank Den Haag bevoegd is kennis te nemen van de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank zal de machtiging om het strafdossier met een voorstel tot het uitlokken van strafvervolging in Brazilië aan de officier van justitie verlenen en overweegt daartoe als volgt. Er zijn aanknopingspunten om de vervolging in Brazilië te laten plaatsvinden. Hetgeen aan onderzoek in Nederland kon worden verricht door de Nederlandse politie, is afgerond. Het overige deel van het onderzoek, dat voornamelijk zal bestaan uit het horen van getuigen, zal in Brazilië moeten plaatsvinden. Gelet hierop en met het oog op de redelijke termijn en de civiele procedure van de belanghebbende in Brazilië, ziet de rechtbank aanleiding de machtiging aan de officier van justitie te verlenen, zodat de strafvervolging van de verdachte in Brazilië kan worden uitgelokt.

Beslissing

De rechtbank:
verleent de officier van justitie machtiging tot het doen van een voorstel aan de Minister van Justitie en Veiligheid tot het uitlokken van strafvervolging in Brazilië.
Aldus gedaan te Den Haag door mr. E.C. Kole, voorzitter, mrs. K.C.J. Vriend en H.H.J. Zevenhuijzen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Kok, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 26 april 2022.