ECLI:NL:RBDHA:2022:4619

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
C/09/596726 / HA ZA 20-734
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrechtelijke geschil over brandschade en misleiding bij schadeclaim

In deze zaak vorderde Steakhouse The Church B.V. en [eiser 2] (gezamenlijk aangeduid als Steakhouse c.s.) van Nationale Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. (NN) een schadevergoeding van € 134.231,- na een brand in hun gehuurde pand op 18 september 2018. De brand heeft aanzienlijke schade veroorzaakt aan het pand en de inventaris. NN heeft de dekking onder de verzekering geweigerd, stellende dat Steakhouse c.s. niet voldaan had aan de preventievoorschriften en opzet tot misleiding had gepleegd door onjuiste informatie te verstrekken over het afsluiten van de achterdeur van het pand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de brandstichting de oorzaak van de brand was, maar dat de schade niet was vergroot door het niet naleven van de preventievoorschriften. Echter, de rechtbank oordeelde dat Steakhouse c.s. opzettelijk onjuiste informatie had verstrekt over het afsluiten van de achterdeur, wat NN het recht gaf om dekking te weigeren. De vorderingen van Steakhouse c.s. werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van NN.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/596726 / HA ZA 20-734
Vonnis van 11 mei 2022
in de zaak van

1.STEAKHOUSE THE CHURCH B.V.te Valkenburg,

2.
[eiser 2]te [plaats 1] (België),
eisers,
advocaat mr. T.E.J. Devens te Maastricht,
tegen
NATIONALE NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V., te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. C. Bruin te Den Haag.
Eisers zullen hierna afzonderlijk Steakhouse en [eiser 2] worden genoemd. Gezamenlijk zullen zij Steakhouse c.s. worden genoemd. Gedaagde zal hierna NN worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 29 juli 2020 met producties 1 tot en met 16;
  • de conclusie van antwoord van 9 september 2020 met producties;
  • het tussenvonnis van 21 april 2021 waarbij pro forma een mondelinge behandeling is bevolen;
  • de rolbeschikking van 19 mei 2021 waarin de zaak naar de rol van 21 juli 2021 is verwezen voor het indienen van de schriftelijke toelichting van partijen (waarbij is bepaald dat partijen uiterlijk op 9 juni 2021 vragen en instructies van de behandelend rechter zullen ontvangen);
  • de schriftelijke toelichting van 21 juli 2021 van de zijde van Steakhouse c.s. inclusief reactie op de schriftelijke toelichting van NN) met aanvullende producties 17 tot en met 21;
  • de schriftelijke toelichting van 21 juli 2021 van de zijde van NN inclusief reactie op de schriftelijke toelichting van Steakhouse c.s.) met aanvullende productie 16.
1.2.
Ten slotte is de datum voor vonnis nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Steakhouse is een horecaonderneming die in 2015 is opgericht. [eiser 2] was vanaf de oprichting van Steakhouse via Kman Holding B.V. indirect bestuurder van Steakhouse.
2.2.
Voor de exploitatie van haar onderneming huurde Steakhouse een pand aan de [adres] te [plaats 2] (hierna ook: het gehuurde). Het gehuurde betrof een monumentale kerk.
2.3.
Steakhouse heeft in mei 2015 een Zekerheidspakket Horeca-verzekering bij NN aangevraagd. Steakhouse heeft dekking gevraagd van onder meer de rubrieken geld, inventaris, goederen en huurdersbelang. De verzekering is na uitvoering van een risico-inspectie door NN tot stand gekomen.
2.4.
Vanaf 1 januari 2017 is [naam 1] de enige bestuurder van Steakhouse geworden.
2.5.
Op 22 mei 2018 heeft de tussenpersoon van Steakhouse aan NN een aantal wijzigingen met betrekking tot de verzekeringspolis doorgegeven. Deze wijzigingen zagen op het aantal medewerkers, de jaaromzet en ook de verzekerde som en de uitkeringstermijn voor de bedrijfsschade. Daarop heeft NN Steakhouse bij e-mail van 23 mei 2018 meegedeeld dat de wijzigingen voorlopig zouden worden geaccepteerd, maar dat er opnieuw een risico-inspectie diende plaats te vinden. Aan Steakhouse is een gewijzigde polis inclusief polisvoorwaarden toegezonden.
2.6.
In de polisvoorwaarden van de tussen Steakhouse en NN gesloten verzekering is een aantal preventievoorschriften opgenomen, onder meer inhoudende dat Steakhouse maatregelen moet treffen om de goede staat c.q. het onderhoud te waarborgen van onder andere: de elektrische installatie, de gasinstallatie en aangesloten toestellen, de keukenafzuiging en frituur-, grill- en wokinstallaties.
2.7.
Ten behoeve van de risico-inspectie door NN heeft zij een afspraak gemaakt met [naam 1] op 18 juli 2018. Op deze dag is [naam 1] echter niet bij de inspectie verschenen. De heer [naam 2] (hierna: [naam 2]) van NN heeft het gehuurde daarop globaal van de buitenzijde geïnspecteerd. [naam 2] heeft zijn collega van de acceptatieafdeling nog dezelfde dag bericht dat het aangeboden risico niet acceptabel is voor het Zekerheidspakket van NN:
“(…)
  • Ik had met de contactpersoon (mevr. [naam 1]) rechtstreeks een afspraak gemaakt. Op de telefonisch afgesproken en via mail bevestigde datum en tijdstip was ik aanwezig. Maar de klant niet.
  • De verhuurder (familie [naam 3]) leeft in onvrede met elkaar. Er is een lopende verdeling m.b.t. de erfenis gaande waarbij dit pand (Rijksmonument!) betrokken is. Vanwege die onvrede (met praat zelfs niet met elkaar) wordt er totaal geen onderhoud aan het pand gedaan. Terwijl dit wel nodig is. Het pand zou te koop komen of reeds staan.
  • In mei 2015 heb ik dit risico ook geïnspecteerd (zie bijlage: mail): zwaarder dan normaal risico.
  • Ik trof buiten geen goede orde/netheid aan en tevens zeer vettige afvoerkanaal van de afzuiginstallatie (zie bijgevoegde foto’s).
(…)”
2.8.
Bij e-mail van 5 september 2018 heeft NN aan de tussenpersoon van Steakhouse meegedeeld dat NN de voorlopige wijzing op de polis niet zal accepteren; dat zij de polis ook niet kan voortzetten en dat zij de polis per 20 september 2018 zal beëindigen.
2.9.
Op 18 september 2018 is er brand uitgebroken in het door Steakhouse gehuurde pand. Als gevolg van de brand is de eerste verdieping en het dak van het gehuurde, inclusief de op de eerste verdieping aanwezige inboedel ernstig aangetast.
2.10.
Nadat Steakhouse de schade bij NN heeft gemeld, heeft NN CED Forensic B.V. (hierna: CED) ingeschakeld voor technisch onderzoek en een toedrachtonderzoek. In het kader van het toedrachtonderzoek hebben de experts van CED ook verschillende gesprekken gevoerd met onder meer [eiser 2]. Zijn verklaringen zijn op schrift gesteld en als bijlage aan het rapport toegevoegd.
2.11.
Op 4 maart 2019 hebben EMN (namens NN) en Coolen Expertise (namens Steakhouse) een akte van taxatie getekend, waarin onder meer de volgende bedragen van schade en kosten naar aanleiding van de brand zijn vastgesteld:
“Inventaris: op basis van nieuwwaardeclausule € 72.876,00
Inventaris: op basis van dagwaarde € 55.728,00huurdersbelang: op basis van herstel € 27.500,00huurdersbelang: op basis van verkoopwaarde € 16.397,00goederen: op basis van inkoopwaarde € 6.000,00contanten € 3.750,00opruimingskosten € 6.552,19”
2.12.
Op 1 april 2019 hebben EMN (namens NN) en Coolen Expertise (namens Steakhouse) een akte van schadetaxatie getekend waarin de volgende schadebedragen zijn vastgesteld:
“bedrijfsschade op basis van 52 weken € 40.481,00
bedrijfsschade op basis van 10 weken € 7.785,00”
2.13.
CED heeft haar rapport inzake het toedrachtonderzoek van de brand op 12 augustus 2019 afgerond. De conclusies van CED luiden als volgt:
“10 Conclusie - Resumé

Er is brand ontstaan op de eerste verdieping en aan de achterzijde van het gebouw, twee dagen vóór het beëindigen van de polis.

Hoewel een technische oorzaak niet kan worden uitgesloten, lijkt de brand het waarschijnlijke gevolg te zijn van brandstichting.

Er was op schadedatum om 10.06.52 uur sprake van een inbraakmelding van de achterdeur van het gebouw. Volgens de expliciete verklaring van verzekerde is er een spertijd van 20 – 30 seconden om het alarmsysteem in- of uit te schakelen. Volgens de gebruikershandleiding van het systeem is de verklaring van verzekerde mogelijk indien het systeem geprogrammeerd was met een tweede inlooptijd op de achterdeur. Dit zou nagegaan kunnen worden aan de hand van de CCS gegevens van het alarmsysteem.

Er werd onderzoek verricht naar de CCS gegevens van het alarmsysteem. Het onderzoek is afgerond en heeft geen resultaat opgeleverd. Het CCS systeem kon niet meer worden uitgelezen vanwege opgelopen waterschade.

Er was sprake van een inbraakmelding van de achterdeur van het gebouw. Volgens de expliciete verklaring van verzekerde was de achterdeur met behulp van twee schuiven afgesloten. Aan de achterdeur werd echter geen inbraakschade ter hoogte van de schuiven aangetroffen. Verzekerde volhardt in zijn verklaring dat hij de achterdeur heeft afgesloten. Technisch gezien, is dat niet mogelijk;

Volgens de brandweer is door haar geen braakschade aangebracht aan de achterdeur van het schadeadres. De achterdeur kon worden opengeduwd.

Van de zijde van de politie zijn geen bijzonderheden meer vernomen.(…)

Uw verzekerde kan een belang hebben bij een brand in het restaurant:- het verzekerde staat vanaf 2016 te koop voor een bedrag van € 69.000,-;
- ook het gebouw zelf staat te koop;- er waren problemen met de verhuurder;- de zaken liepen niet goed;- verzekerde heeft de jaarstukken 2015 en 2016 nog niet overgelegd aan de accountant.
(…)

Van uw verzekerde hebben wij tot op heden geen NEN-certificering van de elektrische installatie ontvangen.”
2.14.
Bij brief van 29 oktober 2019 heeft NN Steakhouse dekking onder de polis afgewezen. Zij heeft Steakhouse onder meer het volgende meegedeeld:
“Uit het technisch sporenonderzoek staat vast dat de brand opzettelijk werd veroorzaakt. Er is op twee plaatsen in het restaurant ontbrandbare vloeistoffen gesprenkeld, deze vloeistoffen (Petroleum en motorbenzine) horen niet thuis in een restaurant. De brandstichter had enkel en alleen het doel om brand te stichten. Daarbij was overduidelijk het doel een totaalverlies van de verzekerde inventaris en goederen te veroorzaken.Verder blijkt uit dit onderzoek onomstotelijk dat de schuiven niet op de achterdeur zaten. De deur was hierdoor alleen met de dagschoot afgesloten.
Uit de combinatie van feiten (opgezegde verzekeringen/ onware verklaring over het afsluiten van de achterdeur/ financiële toestand van het bedrijf) en omstandigheden, uw gedragingen en het ontbreken van aanwijzingen zoals een motief dat een derde de brand heeft gesticht in het restaurant rijst het ernstige vermoeden dat u in negatieve zin bij de brandstichting bent betrokken.
Vast staat in ieder geval dat er niet is voldaan aan de gestelde eisen voor de verzekering aangezien er geen keuringsrapporten overgelegd kunnen worden van de keuringen van de elektrische installatie en de gasinstallatie en aangesloten toestellen alsmede bewijs van controle/reiniging van de keukenafzuiging en frituur-, grill- en wokinstallaties. Op grond hiervan komt deze schadeclaim niet voor vergoeding in aanmerking.
Wat zijn de gevolgen voor u?(…)
Registraties in systemen:Wij hebben uw (persoons) gegevens opgenomen in de Gebeurtenissenadministratie en het Intern Verwijzingsregister (IVR) van NN Group. (…)(…)
Wij hebben uw (persoons)gegevens ook opgenomen in het Incidentenregister en het Extern Verwijzingsregister (EVR). Wij registreren uw (persoons)gegevens tot 17 oktober 2025. (…)”
2.15.
Bij brief van 30 januari 2020 heeft Steakhouse verweer gevoerd tegen de afwijzing van NN, en NN verzocht om binnen veertien dagen alsnog dekking onder de polis toe te zeggen, alsmede de meldingen in het EVR en IVR te verwijderen en verwijderd te houden.
2.16.
NN heeft haar (dekkings)standpunt nadien niet herzien.

3.Het geschil

3.1.
Steakhouse c.s. vordert – samengevat – dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
I. NN veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan Steakhouse een bedrag te betalen van € 134.231,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dat bedrag vanaf 14 februari 2020, dan wel vanaf de datum dagvaarding;
II. NN veroordeelt om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de registraties van Steakhouse c.s. in het EVR, IVR en het Incidentenregister te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat deze overtreding voortduurt met een maximum van € 100.000,-;
III. NN veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan Steakhouse te betalen een bedrag van € 2.117,31 inzake de buitengerechtelijke kosten
IV. NN te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder de nakosten.
3.2.
Steakhouse c.s. legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zich met de brand een verzekerd risico heeft verwezenlijkt, zodat NN op grond van de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst gehouden is dekking te verlenen voor de schade, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente. Ten onrechte heeft NN zich op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van brandstichting van de zijde van [eiser 2], zodat er geen grondslag is voor NN om de persoonsgegevens van Steakhouse en/of [eiser 2] in de registers op te nemen. NN dient deze registraties te verwijderen.
3.3.
NN voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van eisers in hun vorderingen, althans tot afwijzing daarvan.
3.4.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aangezien [eiser 2] woonachtig is in België, heeft deze zaak een internationaal karakter ten aanzien van de vorderingen die door hem zijn ingesteld. Uit artikel 11 lid 1 sub a van de Verordening (EU) met nummer 1215/2012 van het Europees parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Verordening Brussel I bis) volgt dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van de vordering van [eiser 2], aangezien NN statutair gevestigd is in Nederland. De bevoegdheid van de rechtbank is dan ook gegeven. De polisvoorwaarden bepalen voorts dat Nederlands recht van toepassing. Dat Nederlands recht van toepassing is, is tussen partijen ook niet in geschil geweest.
4.2.
In deze zaak staat primair de vraag centraal of NN verzekeringsdekking moet bieden voor door Steakhouse geleden brand- en bedrijfsschade als gevolg van de brand die op 18 september 2018 in het gehuurde heeft gewoed. NN betwist dat zij gehouden is dekking te verlenen. Zij voert daartoe aan dat 1) Steakhouse de preventievoorschriften uit de verzekeringsovereenkomst heeft geschonden, 2) dat Steakhouse het opzet heeft gehad NN te misleiden, en 3) dat Steakhouse zelf negatief betrokken is geweest bij de inbraak en de brand in het gehuurde.
Preventievoorschriften
4.3.
Op de polis van Steakhouse zijn onder meer de preventievoorschriften ‘elektrische installatie’, ‘gasinstallatie en aangesloten toestellen’ en ‘kanalen en vetvangers keukenafzuiging en vetfilters’ van toepassing. NN stelt dat Steakhouse deze clausules heeft geschonden, zodat zij niet tot dekking gehouden is. De preventievoorschriften bevatten weliswaar een ‘escape’, die inhoudt dat ook als de preventievoorschriften niet zijn nageleefd, er (toch) dekking bestaat als Steakhouse bewijst dat de schade niet is ontstaan of is verergerd door het niet-naleven van de preventievoorschriften, maar NN stelt zich op het standpunt dat Steakhouse in dat bewijs niet kan slagen. Steakhouse heeft aangevoerd dat zij aan de preventievoorschriften heeft voldaan. Echter, ook als zou worden vastgesteld dat zij daaraan niet heeft voldaan, dan geldt dat de brand niet is ontstaan door dit nalaten – er is immers sprake van brandstichting – en dat dit nalaten evenmin heeft geleid tot verergering van de brand. NN is volgens Steakhouse gehouden dekking onder de polis te verlenen.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat NN met juistheid heeft aangevoerd dat Steakhouse niet heeft voldaan aan de preventievoorschriften ‘elektrische installatie’, ‘gasinstallatie en aangesloten toestellen’ en ‘kanalen en vetvangers keukenafzuiging en vetfilters’. Steakhouse heeft betwist dat zij deze clausules heeft geschonden. Het had echter op haar weg gelegen om aan te tonen dat de elektrische installatie, de gasinstallatie en de kanalen en vetvangers van de keukenafzuiging conform de daarvoor geldende vereisten zijn gecontroleerd en gekeurd. Steakhouse heeft haar stelling dat de vereiste keuringen hebben plaatsgevonden, niet met voldoende concrete informatie onderbouwd. Zij heeft aangevoerd dat Horeca Techniek Sittard keuringen heeft verricht en heeft daartoe enkele facturen en een crediteurenkaart overgelegd. Daaruit kan echter niet worden afgeleid dat door Horeca Techniek Sittard keuringen zijn verricht en dat die keuringen voldoen aan de daarvoor in de polisvoorwaarden gestelde eisen. Steakhouse heeft voorts aangevoerd dat Arco Luchttechniek onderhoud heeft verricht aan de afzuigapparatuur en heeft een factuur van dit bedrijf overgelegd. Deze factuur vermeldt dat in 2018 “onderhoud aan afzuigapparatuur” is uitgevoerd. Daarmee staat voldoende vast dat in 2018 onderhoud aan de installatie heeft plaatsgevonden, maar gelet op het door [naam 2] geconstateerde “zeer vettige afvoerkanaal van de afzuiginstallatie” is niet gebleken dat de vetfilters maandelijks of wekelijks gereinigd werden, zoals NN vereist. Daarmee is niet komen vast staan dat Steakhouse heeft voldaan aan de preventievoorschriften.
4.5.
In haar conclusie van antwoord voert NN aan dat de brand in het gehuurde zeer waarschijnlijk het gevolg is van brandstichting. De rechtbank stelt evenwel met Steakhouse vast dat NN in een eerder stadium (zie de in randnummer 2.14 aangehaalde brief van 29 oktober 2019 van NN) brandstichting als vaststaande oorzaak van de brand heeft genoemd. De rechtbank is op basis van de door NN in het geding gebrachte expertiserapporten ook van oordeel dat brandstichting de oorzaak van de brand is. Daarmee staat vast dat de brand niet is ontstaan doordat Steakhouse niet heeft voldaan aan de preventievoorschriften.
4.6.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of de schade niet is vergroot doordat Steakhouse de preventievoorschriften heeft geschonden. De bewijslast op dit punt ligt bij Steakhouse. In dat kader heeft Steakhouse gesteld dat de brand dusdanig ernstig was dat de ontstane schade per definitie zou zijn ontstaan en dat de brand grotendeels gewoed heeft op de eerste verdieping, terwijl op de begane grond – waar de keuken zich bevond – geen brand is geweest. NN heeft de juistheid daarvan betwist en aangevoerd dat uit onderzoek van CED is gebleken dat na de brand op de eerste verdieping brandresten van elektrische apparaten zijn gevonden, en ook restanten van drie TL-armaturen, waarvan vanwege de destructie niet meer vastgesteld kon worden of deze waren aangesloten. NN stelt zich aldus op het standpunt dat niet vastgesteld kan worden dat de brandschade op de eerste verdieping in het gehuurde is vergroot door de tekortkomingen in het onderhoud/de keuring van de elektrische installatie, zodat Steakhouse niet kan bewijzen dat de schade niet is verergerd als gevolg van schending van de preventieclausule.
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat Steakhouse voldoende heeft aangevoerd voor het oordeel dat de schade niet is vergroot doordat zij de preventievoorschriften heeft geschonden. Daarbij wordt vooropgesteld dat NN zich op basis van het technisch sporenonderzoek op het standpunt stelt dat de brandstichter op twee plaatsen in het gehuurde ontbrandbare vloeistoffen heeft gesprenkeld en brand wilde stichten waarbij overduidelijk het doel was een totaalverlies van de verzekerde inventaris en goederen te veroorzaken. Niet ter discussie staat dat de keuken – waarin zich het overgrote deel van de te keuren (keuken)installaties bevond – zich op de begane grond bevond, terwijl de brand op de eerste verdieping heeft gewoed. Gelet op deze omstandigheden en in het licht van de intentie van de brandstichter een totaalverlies van de verzekerde inventaris en goederen te veroorzaken – die zich op de eerste verdieping bevonden – ligt het niet voor de hand dat de niet-gekeurde apparatuur die zich op de eerste verdieping bevond – waarvan niet steeds duidelijk is welke apparatuur dit betrof en of deze was aangesloten – de schade heeft verergerd.
4.8.
De conclusie uit het voorgaande is dat NN verzekeringsdekking niet mag weigeren omdat Steakhouse de preventievoorschriften niet heeft nageleefd.
Opzet tot misleiding
4.9.
Op grond van artikel 7:941 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) geldt dat de verzekeringnemer en de tot uitkering gerechtigde verplicht zijn binnen redelijke termijn de verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen welke voor deze van belang zijn om zijn uitkeringsplicht te beoordelen. Artikel 7:941 lid 5 BW bepaalt dat het recht op uitkering vervalt als de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde de verplichting als bedoeld in lid 2 niet is nagekomen met het opzet de verzekeraar te misleiden, behoudens voor zover deze misleiding het verval van het recht op uitkering niet rechtvaardigt. Deze regel is ook vervat in artikel 4.2.2. van de algemene polisvoorwaarden.
4.10.
De achtergrond van deze bepaling is dat de verzekeraar niet alleen bij het sluiten, maar ook bij de uitvoering van een verzekeringsovereenkomst in sterke mate afhankelijk is van de betrouwbaarheid van de verzekerde. De verzekeringsovereenkomst heeft daardoor een bijzonder vertrouwenskarakter. De verzekeraar is bij het vaststellen van zijn uitkeringsplicht vaak grotendeels afhankelijk van informatie van de verzekerde, die voor de verzekeraar moeilijk te controleren is. Daarom moet de verzekeraar erop kunnen vertrouwen dat de verzekerde juiste en zo volledig mogelijke informatie verstrekt. Dit is een zwaarwegende verplichting van de verzekerde tegenover de verzekeraar, die ook een rigoureuze sanctie rechtvaardigt als de verzekerde niet aan zijn verplichtingen voldoet.
4.11.
NN stelt zich op het standpunt dat Steakhouse haar inlichtingenplicht niet is nagekomen, met het opzet haar te misleiden. NN voert daartoe aan dat Steakhouse onjuiste verklaringen heeft afgelegd met betrekking tot 1) het afsluiten van de achterdeur van het gehuurde bij het laatste vertrek; 2) handelingen aan het alarmsysteem; 3) de afwezigheid van [eiser 2] vrouw bij de ontvangst van de alarmmelding; 4) de financiële situatie van Steakhouse en 5) de gang van zaken rondom de opzegging van de verzekering door NN. Steakhouse heeft de juistheid van deze verwijten betwist.
4.12.
De juistheid van de hiervoor onder 2) tot en met 5) genoemde verwijten kan gelet op het navolgende in het midden blijven.
4.13.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat Steakhouse NN onjuist heeft ingelicht over het afsluiten van de achterdeur van het gehuurde bij het laatste vertrek van [eiser 2].
4.14.
Het toedrachtonderzoek van CED bevat verschillende verklaringen van [eiser 2] over de wijze waarop hij het gehuurde op de dag van de brand heeft achtergelaten. Op 20 september 2018 heeft [eiser 2] op de vraag of hij bij vertrek nog heeft gecontroleerd of de schuifsloten van de achterdeur erop zaten, “
Ja” geantwoord. Hij heeft dat als volgt toegelicht:
“Toen de liftmonteur bezig was ben ik via de achterdeur gaan roken. Toen zij weg gingen, moest ik via de voordeur weer naar buiten. Ik heb daarbij toen het alarm ingeschakeld. Ik ben vervolgens naar mijn auto gelopen en toen schoot mij ineens te binnen dat ik de achterdeur niet had dicht gedaan. Althans, ik twijfelde of ik de achterdeur had dicht gedaan. Ik had links van de kerk mijn auto geparkeerd (gezien vanaf de voorzijde) en ben buitenom vanaf mijn auto naar die achterdeur gelopen. Ik duwde tegen de achterdeur en die ging open. Ik ben daarop naar binnen gegaan en heb de beide schuiven van de achterdeur, zowel beneden als boven, dicht geschoven zodat de achterdeur op slot was.”Naar aanleiding van aanvullende vragen heeft [eiser 2] verklaard “
300% zeker” te weten dat hij op de dag van de brand voor vertrek de schuiven op de deur heeft gedaan.
4.15.
Vast staat daarbij dat voorafgaand aan de inbraak in het kader van de brandstichting het alarmsysteem geen activiteit van derden heeft gedetecteerd. Dat betekent dat er dus niets aan de afsluiting van de achterdeur is veranderd nadat [eiser 2] het pand had verlaten.
4.16.
Met NN is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [eiser 2] niet stroken met de wijze waarop de achterdeur door de brandweer is aangetroffen en in het bijzonder het ontbreken van braakschade aan de schuifsloten. Uit het toedrachtonderzoek van CED blijkt dat de achterdeur voorafgaand aan de brand alleen was afgesloten met de dagschoot en – vermoedelijk met gebruik van een koevoet – is geforceerd. De sluitkom was ter hoogte van de dagschoot gescheurd en naar binnen toe verbogen. Opvallend is volgens de onderzoekers echter dat geen braakschade aan de schuifsloten is geconstateerd. De door NN ingeschakelde experts concluderen dat het “technisch gezien” niet mogelijk is om een met schuifsloten afgesloten deur te forceren zonder die schuifsloten daarbij te beschadigen.
4.17.
Steakhouse heeft in deze procedure aangevoerd dat de schuifsloten wel waren afgesloten. Zij heeft erop gewezen dat het bovenste schuifslot nooit geheel dicht kon, maar slechts beperkt in de sluitbeugel kon worden geschoven. Verder heeft zij gewezen op een verbuiging van de sluitbeugel van het bovenste schuifslot, die er volgens haar voor de inbraak niet was. Over het onderste schuifslot heeft zij opgemerkt dat het staafje in de schuifgrendel dat voor de inbraak aanwezig was ontbreekt, hetgeen volgens haar duidt op braakschade.
4.18.
De rechtbank is van oordeel dat Steakhouse de stelling van NN dat indien de achterdeur met de schuifsloten zou zijn afgesloten, er meer (braak)schade zou zijn dan nu het geval is, onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. NN heeft haar stelling onderbouwd met het toedrachtonderzoek van CED, in welk kader [eiser 2] uitgebreid en meermaals is gehoord over het afsluiten van de schuifsloten. [eiser 2] heeft de onderzoekers gewezen op de verbuiging van de sluitbeugel van het bovenste schuifslot, maar dit heeft de onderzoekers niet tot andere conclusies gebracht. Steakhouse heeft geen technische onderbouwing gegeven van haar betoog dat er is ingebroken, terwijl de achterdeur met de schuifsloten was afgesloten. Bij die stand van zaken gaat de rechtbank er – met de onderzoekers van CED – van uit dat indien de schuifsloten zouden zijn afgesloten, er duidelijk braakschade aan de schuifsloten zou zijn geconstateerd, zoals verbuiging van de sluitbeugels van beide sloten of verbreking daarvan.
4.19.
Dat betekent dat Steakhouse, om haar moverende redenen, NN bewust onjuiste mededelingen heeft gedaan met betrekking tot het afsluiten van de achterdeur van het gehuurde. De vraag waarom Steakhouse NN onjuist heeft geïnformeerd over het afsluiten van de achterdeur – NN lijkt de denken dat [eiser 2] in negatieve zin is betrokken bij de brandstichting, maar er zijn ook andere redenen denkbaar waarom Steakhouse niet heeft gemeld dat de achterdeur niet met de schuifsloten was afgesloten – kan verder in het midden blijven. Steakhouse heeft NN op een belangrijk punt onjuist ingelicht: nu vaststaat dat de brandstichter door middel van verbreking van de achterdeur het gehuurde is binnengekomen, is de vraag of de achterdeur afdoende was afgesloten van bijzonder belang. Dit geldt temeer aangezien de achterdeur afgezien van de schuifsloten enkel met de dagschoot was afgesloten. Indien de schuifsloten niet zijn dichtgeschoven, maakt dit verbreking van die deur aanmerkelijk eenvoudiger.
4.20.
De onjuiste verklaringen over de afsluiting van de deur kan niet anders worden geduid dan dat Steakhouse hiermee probeert om NN bewust op het verkeerde been te zetten omtrent de relevante vraag of de achterdeur voorafgaand aan de inbraak en brand deugdelijk was afgesloten. Dat levert opzet tot misleiding op. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat NN Steakhouse dekking onder haar polis heeft mogen ontzeggen. Het gevorderde onder I zal dan ook worden afgewezen. Om deze reden komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van het verweer van NN dat zij ook niet gehouden is dekking te verlenen omdat Steakhouse op grond van artikel 7:952 BW de schade met opzet heeft veroorzaakt.
Registratie Gebeurtenissenadministratie, Intern Verwijzingsregister, Incidentenregister en Extern Verwijzingsregister
4.21.
Steakhouse c.s. heeft aan haar vorderingen tot ongedaanmaking van de registraties ten grondslag gelegd dat zij zich niet schuldig heeft gemaakt aan brandstichting, waardoor het belang van NN bij opname in het register veel minder groot is dan het belang van [eiser 2] bij het verwijderen van de melding. Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat Steakhouse c.s. bij het verschaffen van inlichtingen en bescheiden in het kader van de schademelding het opzet heeft gehad NN te misleiden, geldt dat de vordering tot doorhaling van de registraties niet voor toewijzing in aanmerking komt. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de registraties ook voor het overige voldoen aan de daarvoor in het Protocol Incidenten-waarschuwingssysteem Financiële Instellingen gestelde vereisten.
4.22.
Gelet op de afwijzing van de vorderingen van Steakhouse c.s. komt ook de vordering tot vergoeding van de gemaakte buitengerechtelijke kosten niet voor toewijzing in aanmerking.
Proceskosten
4.23.
Steakhouse c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van NN worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van NN worden tot dusver begroot op € 7.671,-, waarvan € 4.131,- aan griffierechten en € 3.540,- aan vergoeding salaris advocaat (liquidatietarief berekend op basis van 2 punten x € 1.770,- (tarief V). Voor de nakosten is geen afzonderlijke veroordeling vereist, omdat die in de proceskosten zijn begrepen, voor zover verschuldigd. De rechtbank zal deze nakosten wel begroten. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen op de wijze zoals in het dictum is vermeld. De proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen van Steakhouse c.s. af;
5.2.
veroordeelt Steakhouse c.s. in de kosten van de procedure, aan de zijde van NN tot dusver begroot op € 7.671,-, en begroot de nakosten op € 163,- in geval van betekening te vermeerderen met € 85,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten indien deze niet binnen vijftien dagen na het wijzen van het vonnis zijn voldaan;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling onder 5.2 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Boogers en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2022.