ECLI:NL:RBDHA:2022:4611

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
09/024673-22 en 22/003425-20 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en stalking van een onbekende vrouw met bedreigende gedragingen en het plaatsen van een peilbaken onder haar auto

Op 12 mei 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van belaging van een vrouw die hij niet kende. De verdachte heeft de vrouw in de periode van 1 januari 2022 tot en met 27 januari 2022 herhaaldelijk op straat aangesproken, haar gevolgd en bedreigende opmerkingen gemaakt. Hij heeft ook een peilbaken onder haar auto geplaatst om haar bewegingen te volgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de vrouw op verschillende manieren heeft belaagd, waaronder het blokkeren van haar auto en het maken van ongepaste opmerkingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld op basis van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiften van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer vormden en dat de belaging wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 199 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer voor immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/024673-22 en 22/003425-20 (tul)
Datum uitspraak: 12 mei 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 28 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Kooij en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. C.W. Dirkzwager naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 27 januari 2022 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten een vrouw die onder [nummer 1] bij de politie bekend is, verder: [slachtoffer] , door (meermalen)
- die [slachtoffer] op straat aan te spreken,
- die [slachtoffer] (op straat) te volgen,
- naar die [slachtoffer] te toeteren,
- terwijl die [slachtoffer] in een auto reed, die [slachtoffer] achterna te rijden/te volgen in een auto en/of de weg voor die [slachtoffer] af te snijden,
- terwijl die [slachtoffer] in een auto reed die [slachtoffer] van rechts in te halen,
- de weg van die [slachtoffer] met een auto te blokkeren,
- terwijl die [slachtoffer] in een auto zat de deur van die auto te openen en met zijn, verdachtes, gezicht dichtbij het gezicht van die [slachtoffer] te gaan staan en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: 'Wil je mij toevoegen aan snapchat' en/of 'Wil je met mij trouwen' en/of 'Ben je getrouwd?' en/of 'Ik voel me erg tot je aangetrokken',
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: 'Ik zie je al een tijdje, ik wil je wat vragen, wil je me toevoegen aan snapchat' en/of 'Ik wil met je trouwen, je moet mijn vrouw worden' en/of 'Ik heb je kenteken genoteerd' en/of 'Wil je mijn vrouw worden?' en/of 'Je moet niet zo koppig zijn, je moet met mij trouwen! Ik ga niet stoppen, jij wordt van mij' en/of 'Ik volg je al langere tijd, ik wil met je in contact komen. Jij bent alles voor mij!' en/of 'Jij bent de baas.' en/of 'Je moet luisteren, ik ben de baas, ik krijg wat ik wil en ik wil jou.' en/of 'Als ik je de volgende keer weer zie dan stop ik je in de kofferbak. Ik zal niet stoppen totdat jij mijn vrouw bent. Ik zweer dat het me gaat lukken!' en/of 'Hey schat.' en/of 'Ik kom je toevallig tegen.' en/of 'Ben je met andere jongens aan het appen?' en/of 'Ik ga niet stoppen totdat je van mij bent! Hoe oud ben je dan? Vind je mij lelijk ofzo? Begrijp je dan niet wat ik wil? Ik zweer dat het me gaat lukken dat je van mij zou zijn.' en/of 'Ik ga wel met je vader praten.' en/of 'Woon je hier?' en/of 'Ik houd van je! Doe niet zo koppig. Je bent mijn schatje! Ik
kom terug!' en/of 'Als ik jou een keer alleen zie sleur ik je mee mijn kofferbak in' en/of 'Ik wil dat je mijn vrouw wordt, jij bent de enige voor mij, de volgende keer dat ik je zie dan neem ik je mee en word je van mij.'
- terwijl hij die [slachtoffer] vanuit zijn auto aansprak gas te geven met zijn, verdachtes, auto en/of
- een baken, althans een track en trace middel, onder de auto van die [slachtoffer] te plaatsen, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 27 januari 2022 te 's-Gravenhage, een ander, te weten een vrouw die onder [nummer 1] bij de politie bekend is, (verder: [slachtoffer] ), door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het aanhoren van de mededeling(en) van hem, verdachte, aan die [slachtoffer] ,'Wil je mij toevoegen aan snapchat' en/of 'Wil je met mij trouwen' en/of 'Ben je getrouwd?' en/of 'Ik voel me erg tot je aangetrokken' en/of 'Ik zie je al een tijdje, ik wil je wat vragen, wil je me toevoegen aan snapchat' en/of 'Ik wil met je trouwen, je moet mijn vrouw worden' en/of 'Ik heb je kenteken genoteerd' en/of 'Wil je mijn vrouw worden?' en/of 'Je moet niet zo koppig zijn, je moet met mij trouwen! Ik ga niet stoppen, jij wordt van mij' en/of 'Ik volg je al langere tijd, ik wil met je in contact komen. Jij bent alles voor mij!' en/of 'Jij bent de baas.' en/of 'Je moet luisteren, ik ben de baas, ik krijg wat ik wil en ik wil jou.' en/of 'Als ik je de volgende keer weer zie dan stop ik je in de kofferbak. Ik zal niet stoppen totdat jij mijn vrouw bent. Ik zweer dat het me gaat lukken!' en/of 'Hey schat.' en/of 'Ik kom je toevallig tegen.' en/of 'Ben je met andere jongens aan het appen?' en/of 'Ik ga niet stoppen totdat je van mij bent! Hoe oud ben je dan? Vind je mij lelijk ofzo? Begrijp je dan niet wat ik wil? Ik zweer dat het me gaat lukken dat je van mij zou zijn.' en/of 'Ik ga wel met je vader praten.' en/of 'Woon je hier?' en/of 'Ik houd van je! Doe niet zo koppig. Je bent mijn schatje! Ik kom terug!' en/of 'Als ik jou een keer alleen zie sleur ik je mee mijn kofferbak in' en/of 'Ik wil dat je mijn vrouw wordt, jij bent de enige voor mij, de volgende keer dat ik je zie dan neem ik je mee en word je van mij. door (onverhoeds)
- die [slachtoffer] op straat aan te spreken,
- die [slachtoffer] (op straat) te volgen,
- naar die [slachtoffer] te toeteren,
- terwijl die [slachtoffer] in een auto reed, die [slachtoffer] achterna te rijden/te volgen in een auto en/of de weg voor die [slachtoffer] af te snijden,
- terwijl die [slachtoffer] in een auto reed die [slachtoffer] van rechts in te halen,
- de weg van die [slachtoffer] met een auto te blokkeren,
- terwijl die [slachtoffer] in een auto zat de deur van die auto te openen en met zijn, verdachtes, gezicht dichtbij het gezicht van die [slachtoffer] te gaan staan,
- terwijl hij die [slachtoffer] vanuit zijn auto aansprak gas te geven met zijn auto en/of
- een baken, althans een track en trace middel, onder de auto van die [slachtoffer] te plaatsen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2022027442, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-centrum, basisteam de Heemstraat (doorgenummerd pagina 1 t/m 194).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 28 april 2022;
2. Het proces-verbaal van aangifte van aangever met [nummer 1] , opgemaakt op 26 januari 2022 (p. 10 t/m 14);
3. Het proces-verbaal van aangifte van aangever met [nummer 1] , opgemaakt op 28 januari 2022 (p. 16 t/m 28);
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige met [nummer 2] , opgemaakt op 26 januari 2022 (p. 24 t/m 26);
5. Het proces-verbaal van verhoor getuige met [nummer 2] , opgemaakt op 28 januari 2022 (p. 27 t/m 28);
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 januari 2022 (p. 52 en 53) en bijbehorende kaart van de gereden route (p. 54);
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 januari 2022 (p. 58);
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 27 januari 2022 (p. 56 en 57);
9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 februari 2022 (p. 126 en 127).
3.2.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de gedragingen van verdachte, zoals daarvan blijkt uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, kunnen worden gekwalificeerd als belaging in de zin van artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna ook: Sr). Vooropgesteld moet worden dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging verschillende factoren van belang zijn: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de aangeefster op 13, 17, 24 en 26 januari 2022 herhaalde malen heeft gevolgd en aangesproken op straat, waarbij hij dwingende en bedreigende teksten heeft geuit. De aangeefster heeft bij herhaling uitdrukkelijk aan de verdachte te kennen gegeven hier niet van gediend te zijn en dat hij haar met rust moest laten, en uit de aangiften en de verklaring van de getuige volgt dat zij daarin consequent en consistent is gebleven. De verdachte is iedere keer, ondanks de hem herhaaldelijk en ondubbelzinnig gestelde grenzen, met zijn gedragingen doorgegaan. Op 17 januari 2022 heeft de verdachte een peilbaken onder de auto van de aangeefster geplaatst, met als doel de verplaatsingen van de aangeefster te kunnen volgen. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte in de periode van 17 januari 2022 tot en met 27 januari 2022 (op welke datum het peilbaken door de politie is ontdekt) via de bij het peilbaken behorende applicatie op zijn telefoon herhaaldelijk contact heeft gemaakt met het peilbaken. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte, dat hij na het plaatsen van het peilbaken nooit de bijbehorende applicatie heeft gebruikt om de locatie van de aangeefster te achterhalen, maar deze applicatie steeds zonder reden heeft geopend, volstrekt onaannemelijk. Door de politie is bovendien op 27 januari 2022 aan de hand van dat peilbaken en de door de politie zelf gereden route vastgesteld dat de verdachte het peilbaken volgde. De verklaringen die de verdachte daarover bij de politie en later ter zitting heeft afgelegd zijn in strijd met de feitelijke vaststellingen van de verbalisanten en de verklaringen van de verdachte zijn bovendien innerlijk tegenstrijdig.
De bewoordingen die de verdachte tegen de aangeefster heeft gebruikt zijn dreigend, grensoverschrijdend en ongepast. Dit wordt versterkt door de gedragingen waarmee de verdachte zijn woorden kracht heeft bijgezet – dicht bij het gezicht van de aangeefster komen, haar auto blokkeren, steeds kort gas geven terwijl hij tegen haar sprak. De manier waarop de verdachte zich tegenover de aangeefster heeft gedragen kan niet anders worden gekwalificeerd dan dwingend, dreigend en bedoeld om haar angstig te maken. Uit de verklaringen van de aangeefster blijkt dat zij zich door de gedragingen en uitlatingen van de verdachte zeer angstig heeft gevoeld en dat zij erg bang was voor haar veiligheid. Hoewel de gedragingen van verdachte in absolute zin niet zeer frequent zijn geweest en zich gedurende een relatief korte periode hebben afgespeeld, is de aard en de ernst van die gedragingen zo heftig geweest dat zij een zeer hinderlijke verstoring van het persoonlijk leven van aangeefster teweeg hebben gebracht en haar persoonlijke vrijheid hebben aangetast.
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de aangeefster - naar objectieve maatstaven bezien - zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige opzettelijke inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank de tenlastegelegde belaging wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht bewezen dat de belaging heeft plaatsgevonden vanaf 13 januari 2022, omdat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte de aangeefster in de periode daarvoor heeft belaagd. De verdachte zal van de overige ten laste gelegde periode partieel worden vrijgesproken.
3.3.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op tijdstippen in de periode van
13januari 2022 tot en met 27 januari 2022 te ’s-Gravenhage wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten een vrouw die onder [nummer 1] bij de politie bekend is, verder: [slachtoffer] , door meermalen
- die [slachtoffer] op straat aan te spreken,
- die [slachtoffer] (op straat) te volgen,
- naar die [slachtoffer] te toeteren,
- terwijl die [slachtoffer] in een auto reed, die [slachtoffer] achterna te rijden in een auto en de weg voor die [slachtoffer] af te snijden,
- terwijl die [slachtoffer] in een auto reed die [slachtoffer] in te halen,
- de weg van die [slachtoffer] met een auto te blokkeren,
- terwijl die [slachtoffer] in een auto zat de deur van die auto te openen en met zijn, verdachtes, gezicht dichtbij het gezicht van die [slachtoffer] te gaan staan en vervolgens
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: 'Wil je mij toevoegen aan snapchat' en 'Wil je met mij trouwen' en 'Ben je getrouwd?' en 'Ik voel me erg tot je aangetrokken',
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: 'Ik zie je al een tijdje, ik wil je wat vragen, wil je me toevoegen aan snapchat' en 'Ik wil met je trouwen, je moet mijn vrouw worden' en 'Ik heb je kenteken genoteerd' en 'Wil je mijn vrouw worden?' en 'Je moet niet zo koppig zijn, je moet met mij trouwen! Ik ga niet stoppen, jij wordt van mij' en 'Ik volg je al langere tijd, ik wil met je in contact komen. Jij bent alles voor mij!' en 'Jij bent de baas.' en 'Je moet luisteren, ik ben de baas, ik krijg wat ik wil en ik wil jou.' en 'Als ik je de volgende keer weer zie dan stop ik je in de kofferbak. Ik zal niet stoppen totdat jij mijn vrouw bent. Ik zweer dat het me gaat lukken!' en 'Hey schat.' en 'Ik kom je toevallig tegen.' en 'Ben je met andere jongens aan het appen?' en 'Ik ga niet stoppen totdat je van mij bent! Hoe oud ben je dan? Vind je mij lelijk ofzo? Begrijp je dan niet wat ik wil? Ik zweer dat het me gaat lukken dat je van mij zou zijn.' en 'Ik ga wel met je vader praten.' en 'Woon je hier?' en 'Ik houd van je! Doe niet zo koppig. Je bent mijn schatje! Ik kom terug!' en 'Als ik jou een keer alleen zie sleur ik je mee mijn kofferbak in' en 'Ik wil dat je mijn vrouw wordt, jij bent de enige voor mij, de volgende keer dat ik je zie dan neem ik je mee en word je van mij.'
- terwijl hij die [slachtoffer] vanuit zijn auto aansprak gas te geven met zijn, verdachtes, auto en
- een baken onder de auto van die [slachtoffer] te plaatsen, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht -door de officier van justitie berekend op 71 dagen-, waarvan 26 weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, behandelverplichting en middelencontrole. De officier van justitie heeft ook gevorderd dat aan de verdachte vrijheidsbeperkende maatregelen worden opgelegd, als bedoeld in artikel 38v Sr, namelijk een contactverbod met de aangeefster en een locatieverbod voor de Schilderswijk-West te Den Haag, voor een periode van drie jaren, op straffe van twee weken hechtenis per overtreding tot een maximum van 6 maanden, en heeft ten slotte geëist dat de rechtbank beveelt dat deze maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een straf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. Aan een voorwaardelijk deel kunnen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld die door de reclassering zijn geadviseerd. De raadsvrouw heeft verzocht geen vrijheidsbeperkende maatregelen op te leggen, omdat onvoldoende is aangetoond dat deze noodzakelijk zijn om de maatschappij te beveiligen of ter voorkoming van strafbare feiten.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 11 april 2022;
- de Pro-Justitia rapportage gedateerd 31 maart 2022, opgemaakt door J.J. van der Weele, psycholoog, en;
- het reclasseringsadvies van GGZ Emergis, gedateerd 28 maart 2022.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van het slachtoffer. De verdachte heeft, terwijl hij het slachtoffer niet kende, haar meermalen op straat dwingend aangesproken met het doel haar te veroveren en de zijne te maken en heeft daartoe ook gedreigd geweld te gebruiken. Daarnaast heeft de verdachte een peilbaken onder de auto van het slachtoffer geplaatst en haar in een korte periode veelvuldig gevolgd. Dit peilbaken is alleen maar ontdekt omdat uit onderzoek naar eerdere politieregistraties naar voren is gekomen dat de verdachte in het recente verleden deze handelswijze ook had toegepast bij een ander slachtoffer. De verdachte heeft hiermee een verregaande inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De verdachte was voor het slachtoffer een volstrekt vreemde man die steeds weer opdook in haar omgeving en die haar erg bang maakte. Zij heeft steeds opnieuw, maar tevergeefs, aangegeven dat zij geen contact met hem wilde en dat hij haar met rust moest laten. Het slachtoffer durfde niet meer alleen de straat op en heeft niet alleen bij de aangifte, maar ook nadien en zelfs tot heden haar identiteit niet durven prijsgeven. Door zijn handelen heeft de verdachte op indringende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
Persoon van de verdachte
Uit het psychologisch onderzoek is naar voren gekomen dat er bij de verdachte geen sprake is van een psychische stoornis of verstandelijke handicap als gevolg waarvan het ten laste gelegde hem in verminderde mate zou moeten worden toegerekend. De psycholoog schat het algemene recidiverisico als gemiddeld in en rapporteert dat de kennelijke problemen die de verdachte heeft in de omgang met en de benadering van vrouwen maken dat herhaling van het onderhavige gedrag niet kan worden uitgesloten. De verdachte kan gebaat zijn bij een vorm van ambulante behandeling.
De reclassering rapporteert dat de verdachte geen inzicht heeft in zijn stalkingsgedrag en dit externaliseert. De reclassering schat het risico op recidive en letselschade hoog in op grond van diverse risicofactoren (waaronder een kennelijke affiniteit met wapens, eerder (relationeel) geweld, impulsiviteit en onduidelijkheid over problematisch middelengebruik)en adviseert oplegging van de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, ambulante behandeling, meewerken aan middelencontrole en een contact- en gebiedsverbod ten aanzien van het slachtoffer.
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij in de afgelopen vijf jaren onherroepelijk is veroordeeld inzake de Opiumwet, de Wet wapens en munitie en voor vermogensfeiten.
Straf
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen waarvan 199 dagen voorwaardelijk passend en geboden. Aan het voorwaardelijke deel zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden die door de reclassering zijn geadviseerd om herhaling te voorkomen. Voor wat betreft het gebiedsverbod wordt het volgende overwogen.
De rechtbank is van oordeel dat voor het beperken van risico’s en ter bescherming van het slachtoffer elektronische monitoring voor het eerste halfjaar na veroordeling noodzakelijk is. De redenering van de reclassering op dit punt, dat vanwege de aanrijtijd van de politie elektronische monitoring niet aangewezen is, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gelet op het doel van elektronische monitoring als controle-hulpmiddel. De rechtbank acht het noodzakelijk dat er controle op het naleven van het locatieverbod plaatsvindt en bewijs van eventuele overtredingen geregistreerd wordt. Het is bovendien de reclassering die de elektronische registratie van overtredingen van het verbod ontvangt en oordeelt of er al dan niet onmiddellijk gehandeld moet worden. De rechtbank ziet in het door de deskundigen gesignaleerde recidiverisico, in samenhang met de opstelling van de verdachte ter zitting ten aanzien van zijn gedragingen tegenover het slachtoffer, aanleiding om in de eerste periode van de op te leggen proeftijd controle op naleving van het gebiedsverbod door middel van elektronisch toezicht te laten plaatsvinden. De rechtbank zal daarom aan het hierna te melden locatieverbod verbinden dat daarop elektronische controle zal plaatsvinden voor de duur van zes maanden.
Ten aanzien van de proeftijd van het gebiedsverbod en contactverbod heeft de rechtbank de belangen van verdachte en het belang van recidivebeperking tegen elkaar afgewogen en komt tot het oordeel dat hiervoor een proeftijd van twee jaren kan volstaan. Aan de andere bijzondere voorwaarden zal een proeftijd van drie jaren worden verbonden.
Gelet op het hoge recidiverisico is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. De rechtbank zal daarom de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen van de op te leggen bijzondere voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht.
Vrijheidsbeperkende maatregelen
Daarnaast acht de rechtbank het passend om het contact- en locatieverbod ook in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen, ter beveiliging van het slachtoffer. De verdachte heeft ter zitting geen volledige verantwoordelijkheid willen nemen voor zijn ontoelaatbare stalkingsgedrag en heeft de ernst van zijn gedrag en de gevolgen daarvan gebagatelliseerd. Dat de verdachte gedreigd heeft geweld te gebruiken jegens het slachtoffer baart zorgen, te meer nu uit het dossier volgt dat meerdere messen onder de verdachte zijn aangetroffen op het moment dat hij het slachtoffer volgde. Hierdoor moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte zich opnieuw strafbaar dan wel belastend zal gedragen jegens het slachtoffer.
Deze maatregel zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren. Indien de verdachte zich niet houdt aan de geformuleerde maatregel zal de verdachte telkens twee weken in hechtenis worden genomen, met een maximum van zes maanden. Gelet op het hiervoor overwogene zal de rechtbank bevelen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

Het slachtoffer met [nummer 1] en waarvan de persoonsgegevens bij de politie bekend zijn, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een bedrag van € 2.000,- ter vergoeding van door haar geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering en heeft gevorderd dat de rechtbank daarbij de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij, gelet op de korte periode van de belaging en vergelijkbare jurisprudentie, aanzienlijk moet worden gematigd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft onvoldoende concrete omstandigheden aangevoerd op grond waarvan naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld dat bij haar als gevolg van het feit geestelijk letsel is ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van hetgeen is aangedragen wel worden vastgesteld dat sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ doordat een vergaande inbreuk is gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer en gevoel van veiligheid. De aard en ernst van de belaging door de verdachte zijn van dien aard dat het voor de hand ligt dat de benadeelde partij hier zulke nadelige gevolgen van heeft ondervonden dat zij in haar persoon is aangetast. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. De rechtbank zal de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.000,-. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen vanaf 13 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens de benadeelde naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit wordt veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting oplegging tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf
13 januari 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van de benadeelde partij.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 8 april 2022 gevorderd dat de bij parketnummer 22-003425/20 door het Gerechtshof Den Haag op 3 september 2021 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf van twee weken, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair het standpunt ingenomen dat de vordering moet worden afgewezen, omdat het uitzitten van een gevangenisstraf het traject van de bijzondere voorwaarden doorkruisen. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft zich gedurende de proeftijd schuldig gemaakt aan een nieuw strafbaar feit, te weten het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feit. Daarmee heeft de verdachte de algemene voorwaarde overtreden. De rechtbank ziet, vanwege de korte lengte van de ten uitvoer te leggen straf, anders dan de raadsman, geen aanleiding om van de tenuitvoerlegging af te zien. De rechtbank zal daarom de vordering van de officier van justitie toewijzen en de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 2 weken.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 36c, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.3 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
belaging;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
270 (tweehonderdzeventig) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
199 (honderdnegenennegentig) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen twee werkdagen meldt bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Johanna Westerdijkplein 40 te Den Haag en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd laat behandelen door GGZ Fivoor, of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn stalkingsgedrag. De veroordeelde houdt zich daarbij aan de huisregels die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs, waarbij de reclassering urineonderzoek en ademonderzoek kan gebruiken. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
- gedurende de eerste twee jaren van de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met de aangeefster in deze zaak met [nummer 1] , waarvan de persoonsgegevens bij de politie bekend zijn, zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de eerste twee jaren van de proeftijd niet bevindt in het gebied Schildersbuurt-West te Den Haag, zoals aangegeven op het kaartje in bijlage 1, zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich gedurende de eerste zes maanden onder elektronisch toezicht stelt ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het -op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht- uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
legt op de
maatregelendat de veroordeelde voor de duur van
2 (twee) jaren:
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de aangeefster in deze zaak met [nummer 1] , waarvan de persoonsgegevens bij de politie bekend zijn;
- zich niet zal ophouden in het gebied Schildersbuurt-West te Den Haag, zoals aangegeven op het kaartje in bijlage 1;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
2 (twee) wekenvoor iedere keer dat niet aan de maatregelen wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregelen niet op;
beveelt dat de opgelegde maatregelen
dadelijk uitvoerbaarzijn;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 1.000,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 13 januari 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan de benadeelde partij;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 13 januari 2022 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van de benadeelde partij;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van het Gerechtshof Den Haag van 3 september 2021, gewezen onder parketnummer 22-003425/20, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.L.E. Bakels, voorzitter,
mr. F.C. Berg, rechter,
mr. M.H. Rochat, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Klein, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 mei 2022.
Bijlage 1