ECLI:NL:RBDHA:2022:4603

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
NL21.9495
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van niet-geloofwaardige identiteit en vrees voor vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, afkomstig uit de Democratische Republiek Congo, heeft een asielaanvraag ingediend op 7 april 2019, waarbij hij vreesde voor vervolging door een groepering genaamd [naam2]. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser volgens de staatssecretaris misleidende informatie heeft verstrekt over zijn identiteit. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing.

Tijdens de zitting op 14 april 2022 in Breda heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Eiser heeft aangevoerd dat de staatssecretaris ten onrechte zijn identiteit niet geloofwaardig achtte en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de door hem overgelegde documenten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet geloofwaardig is in zijn verklaringen over zijn identiteit en de vrees voor vervolging. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd en dat de door hem overgelegde documenten niet voldoende bewijs leveren voor zijn identiteit.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de staatssecretaris geen aanleiding had om een DNA-onderzoek aan te bieden, omdat eiser onvoldoende aanknopingspunten voor zijn identiteit heeft aangeleverd. De rechtbank heeft de asielaanvraag van eiser op goede gronden afgewezen en het beroep ongegrond verklaard. Eiser heeft geen bewijs geleverd dat zijn leven in gevaar is, noch dat hij problemen heeft ondervonden na de moord op zijn vader. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.9495

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. W.N. van der Voet),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

ProcesverloopBij besluit van 9 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.9496, op 14 april 2022 in Breda op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.C. de Costa. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt geboren te zijn op [geboortedatum] en afkomstig te zijn uit de Democratische Republiek Congo. Op 7 april 2019 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij in zijn land van herkomst te vrezen heeft voor een groepering genaamd [naam2].
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw. [1] Volgens verweerder heeft eiser hem misleid over zijn identiteit door verkeerde informatie te verstrekken over zijn naam en geboortedatum en relevante informatie en documenten achter te houden. Verweerder acht de door eiser opgegeven identiteit daarom niet geloofwaardig. Zijn gestelde nationaliteit en herkomst worden wel geloofwaardig geacht. Verder acht verweerder niet geloofwaardig dat eiser zal worden vermoord door [naam2]. De door eiser gestelde problemen vanwege de moord op zijn vader worden evenmin geloofwaardig geacht.
3. Eiser voert aan dat verweerder de door hem overgelegde kopie van het persoonlijk uittreksel bij zijn beoordeling dient te betrekken. Verweerder heeft ten onrechte niet onderkend dat dit document een begin van bewijs van zijn identiteit vormt. Er had daarom een DNA-onderzoek aangeboden moeten worden. Ook is het volgens eiser niet juist dat de verklaringen uit de gehoren van zijn moeder en zus aan hem worden tegengeworpen. Verder stelt eiser dat de moord op zijn oma de signatuur van [naam2] had. Verweerder dient de aannemelijkheid daarvan te beoordelen tegen de achtergrond van het gehele asielrelaas. Tot slot stelt eiser dat hij voorzorgsmaatregelen heeft genomen zodat hij van 2001 tot 2017 ondergedoken kon zitten, maar wel op basisniveau kon blijven functioneren.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Identiteit
4. Ter onderbouwing van zijn identiteit heeft eiser alleen een kopie van een persoonlijk uittreksel overgelegd. Verweerder heeft dit document bij zijn beoordeling betrokken, ondanks het feit dat dit een kopie betreft waarvan de authenticiteit niet kan worden vastgesteld en eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet aan een origineel document kan komen. Daarbij heeft verweerder er terecht op gewezen dat uit paragraaf C1/4.3 van de Vc [2] volgt dat een document met betrekking tot de identiteit van de vreemdeling in ieder geval een goedgelijkende pasfoto moet bevatten. Deze ontbreekt echter bij het document dat eiser heeft overgelegd. De kopie van het persoonlijk uittreksel kan daarom niet worden aangemerkt als identificerend document.
5. Verweerder stelt terecht dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de
carte d'electeur(stemkaart)
.In het aanmeldgehoor heeft hij verklaard deze te hebben gehad en gebruikt te hebben als identiteitsdocument [3] , om vervolgens in het eerste gehoor te verklaren dat hij nooit een
carte d’electeurheeft gehad. [4] Ook eisers verklaringen over zijn achternaam zijn tegenstrijdig. In het eerste gehoor heeft eiser verklaard dat hij de naam van een vriend van zijn vader heeft gekregen [5] , terwijl hij in het nader gehoor verklaart dat hij een andere naam heeft aangenomen na de moord op zijn vader. [6] Met wat eiser heeft aangevoerd, heeft hij deze tegenstrijdigheden niet weggenomen.
6. Verweerder heeft geen aanleiding hoeven zien om eiser een DNA-onderzoek aan te bieden. Daarvoor heeft eiser te weinig aanknopingspunten voor zijn identiteit aangeleverd. Bovendien zou een DNA-onderzoek alleen de familieband met zijn moeder en zus in Nederland aan kunnen tonen, maar niet eisers identiteit. Van strijd met de samenwerkingsverplichting is daarom geen sprake. Van belang is verder dat eiser niet betwist dat zijn moeder en zus bij hun gehoren een andere geboortedatum van eiser hebben genoemd dan hijzelf. De datum die zij noemen komt wel overeen met de gegevens op het valse Zuid-Afrikaanse reisdocument van eiser. Hij heeft daar geen verklaring voor gegeven.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht tegengeworpen dat eiser hem heeft misleid over zijn identiteit. Ook heeft verweerder de gestelde identiteit van eiser hierdoor niet ten onrechte niet geloofwaardig geacht.
Vrees voor [naam2]
8. Verweerder heeft in het bestreden besluit gemotiveerd uiteengezet waarom eisers verklaringen over zijn betrokkenheid bij [naam2] en daaruit voortvloeiende problemen niet geloofwaardig worden geacht. Daarbij heeft verweerder het opmerkelijk kunnen achten dat eiser benaderd zou worden voor een opdracht om iemand te vermoorden, terwijl hij nieuw was in de organisatie. Ook heeft eiser verklaard dat hij niet wist wie degene was die hij moest vermoorden, zodat niet aannemelijk is dat [naam2] naar hem op zoek is uit vrees dat hij over de moordplannen ten aanzien van deze onbekend gebleven persoon uit de school zou klappen.
9. Ter onderbouwing van de problemen die hij zou hebben ondervonden met [naam2] na zijn weigering de opdracht uit te voeren, heeft eiser enkele foto’s overgelegd waarop zijn vermoorde oma te zien zou zijn. Buiten het feit dat niet te verifiëren is of dit inderdaad zijn oma betreft of wat de aanleiding voor haar dood is geweest, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaring van eiser dat hij deze foto’s heeft gekregen van de politie bevreemding wekt. Onduidelijk is gebleven waarom de politie deze aan hem zouden overhandigen. Tevens wekt het bevreemding dat eiser na de gestelde moord op zijn oma nog een nacht in haar huis is gaan slapen, omdat hij daar juist werd gezocht door de personen voor wie hij stelt te vrezen. Eiser heeft verklaard dat hij vervolgens door leden van [naam2] is aangevallen, gemarteld en verkracht. Niet valt in te zien dat zij eiser in leven hebben gelaten, nu deze organisatie hem juist zou willen vermoorden en in dat kader ook zijn oma slachtoffer zou zijn geworden. De niet onderbouwde stelling dat de leden van [naam2] eiser niet hebben vermoord omdat zij onder invloed waren van wiet, biedt hiertoe onvoldoende verklaring.
Problemen na moord op vader
10. Dat eiser naar aanleiding van de moord op zijn vader in 1999 problemen heeft gekregen, is niet gebleken of aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft daartoe niet ten onrechte overwogen dat het bevreemding wekt dat eiser stelt van 2001 tot 2017 ondergedoken te hebben gezeten, terwijl hij in die tijd wel werkte als DJ in een nachtclub in Kinshasa. Ook was hij bij de autoriteiten bekend als de zoon van zijn vader, gelet op de overgelegde kopie van het persoonlijk uittreksel. Desondanks heeft eiser al die jaren geen problemen ondervonden. Gesteld noch gebleken is dan ook dat de personen die eisers vader hebben vermoord het (nog altijd) op eiser zouden hebben voorzien. Bovendien heeft eiser verklaard dat er geen verband bestaat tussen de moord op zijn vader en de reden voor zijn vertrek.
Conclusie
11. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser op goede gronden afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr.A.J.J. Sterks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Vreemdelingencirculaire.
3.P. 5 rapport van het aanmeldgehoor.
4.P. 10 rapport van het eerste gehoor.
5.P. 6 rapport van het eerste gehoor.
6.P. 14 rapport van het nader gehoor.