ECLI:NL:RBDHA:2022:4599

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
NL22.2838
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van niet-geloofwaardige vrees voor mensenhandelaar en littekenproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, had op 2 maart 2021 een asielaanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 14 februari 2022 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 13 april 2022 behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. M.S. Yap. De staatssecretaris verscheen niet op de zitting.

De rechtbank oordeelde dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig waren, maar dat de problemen die hij ondervond vanwege een litteken niet geloofwaardig werden geacht. Eiser had aangevoerd dat hij vreesde voor represailles van een mensenhandelaar, maar de rechtbank vond dat hij niet voldoende had onderbouwd dat hij een reëel risico liep op ernstige schade. De rechtbank wees erop dat eiser sinds zijn vertrek uit Italië geen contact meer had gehad met de mensenhandelaar en dat er geen concrete aanwijzingen waren dat hij in gevaar zou zijn.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet ten onrechte had geoordeeld dat de verklaringen van eiser over de betekenis van zijn litteken en de vrees voor de mensenhandelaar niet geloofwaardig waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.2838

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 14 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 13 april 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Op 2 maart 2021 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw [1] . Daarbij zijn de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Dat eiser problemen heeft ondervonden vanwege een litteken is niet geloofwaardig geacht. Verder acht verweerder wel geloofwaardig dat eiser een openstaande schuld heeft bij een mensenhandelaar, maar heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij hierdoor een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM [2] . Verweerder heeft een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd aan eiser verleend op grond van artikel 8 van het EVRM vanwege familie- en gezinsleven met zijn vriendin en kind in Nederland.
3. Eiser voert aan dat de algemene informatie in het door verweerder aangehaalde EASO-rapport [3] niet af doet aan de uitgebreide verklaringen die hij heeft afgelegd over wat hij persoonlijk heeft meegemaakt vanwege het litteken en het weigeren van de positie van voodoopriester. Verweerder heeft bovendien onvoldoende rekening gehouden met zijn culturele achtergrond. Er bestaat geen discussie over het litteken, maar wel over de context waarin het litteken is aangebracht. Een forensisch medisch onderzoek zou die context kunnen duiden. Tot slot bevreemdt het eiser dat zijn schuld bij een mensenhandelaar geloofwaardig wordt geacht, maar de problemen die daaruit voort kunnen vloeien niet. Het is algemeen bekend dat personen die eerder in handen zijn gevallen van mensenhandelaren bij terugkeer naar het land van herkomst problemen kunnen krijgen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft gemotiveerd uiteengezet waarom eisers verklaringen over de betekenis van zijn litteken in relatie tot (de opvolging van) het voodoopriesterschap niet geloofwaardig worden geacht. Bovendien zijn deze verklaringen niet in overeenstemming met de informatie uit het EASO-rapport, aangezien daaruit blijkt dat het zeer onwaarschijnlijk is dat het weigeren van een dergelijke titelpositie tot problemen leidt. Volgens het rapport zijn daar geen gevallen van bekend. Verweerder heeft dan ook niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser problemen heeft ondervonden door zijn litteken. Eiser heeft niet toegelicht waarom verweerder op basis van zijn culturele achtergrond tot een andere conclusie zou moeten komen. Een medisch onderzoek kan de context waarin het litteken is aangebracht bovendien niet aantonen.
5. Verweerder heeft geloofwaardig geacht dat eiser een schuld heeft bij een mensenhandelaar. In dat kader is van belang dat uit het algemeen ambtsbericht inzake Nigeria van maart 2021 volgt dat de houding van mensenhandelaren jegens slachtoffers die terugkeren naar Nigeria zonder hun schuld af te betalen is verhard en dat dit zich vertaalt in represailles tegen familieleden van slachtoffers en/of
retraffickingvan teruggekeerde slachtoffers van mensenhandel. [4] Verder volgt uit het recentelijk gewijzigde landenbeleid ten aanzien van Nigeria dat er niet langer vanuit wordt gegaan dat bescherming kan worden verkregen van de Nigeriaanse autoriteiten. [5] Eiser heeft de gestelde vrees voor de mensenhandelaar echter niet nader onderbouwd. Sinds eiser is vertrokken uit Italië heeft hij geen contact meer met de mensenhandelaar gehad. Ook zijn er geen concrete aanwijzingen dat hij naar eiser op zoek zou zijn. Ter zitting is bovendien verklaard dat eiser slechts vermoedt dat hij problemen zou kunnen krijgen bij terugkeer. Dat is onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is van een reëel risico op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.EASO, Country of Origin Information Report: Nigeria, Country Focus, juni 2017.
4.P. 117.
5.C7/22.5.1 van de Vreemdelingencirculaire.