ECLI:NL:RBDHA:2022:4571
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsdocument EU/EER op basis van twijfel aan nationaliteit kinderen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 april 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Irakese vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER, welke was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen, omdat er gerede twijfel bestond over de Nederlandse nationaliteit van de kinderen van eiseres. Eiseres had aangevoerd dat de paspoorten van haar kinderen niet hadden mogen worden ingenomen en dat de biologische vader van de kinderen, [A], de Nederlandse nationaliteit had. Echter, de rechtbank stelde vast dat het juridisch vaderschap van [B] niet was aangetoond en dat de kinderen daardoor geen recht op (afgeleid) verblijf hadden.
Tijdens de zitting op 2 december 2021 was eiseres niet aanwezig, maar haar gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank overwoog dat de slechte financiële situatie van eiseres en haar gezin niet kon leiden tot een ander oordeel, en dat de hoorplicht in bezwaar niet was geschonden, omdat er geen twijfel bestond dat de bezwaren niet konden leiden tot een andersluidend besluit. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.