ECLI:NL:RBDHA:2022:4568
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van betrokkenheid bij gewelddadige groepering
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld op 28 april 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. T. Pourjalili, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. E. Stap. Tijdens de zitting was er ook een tolk aanwezig, I.D.O. Onwuegbuchu.
Eiser heeft aangevoerd dat hij in 2015 betrokken is geraakt bij een gewelddadige groepering, de Egbesu Boys, en dat hij hierdoor problemen heeft ondervonden. Hij stelde dat hij gedwongen werd om een kind te offeren, wat hij weigerde, en dat hij daardoor in levensgevaar verkeerde. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk bij deze groepering betrokken is geweest en dat hij bij terugkeer naar Nigeria te vrezen heeft voor vervolging of een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser niet overtuigend geacht en heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris zijn besluit goed heeft gemotiveerd. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij daadwerkelijk gevaar loopt vanwege zijn vermeende betrokkenheid bij de groepering. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen vier weken na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.