ECLI:NL:RBDHA:2022:4568

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
NL22.1682
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van betrokkenheid bij gewelddadige groepering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld op 28 april 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. T. Pourjalili, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. E. Stap. Tijdens de zitting was er ook een tolk aanwezig, I.D.O. Onwuegbuchu.

Eiser heeft aangevoerd dat hij in 2015 betrokken is geraakt bij een gewelddadige groepering, de Egbesu Boys, en dat hij hierdoor problemen heeft ondervonden. Hij stelde dat hij gedwongen werd om een kind te offeren, wat hij weigerde, en dat hij daardoor in levensgevaar verkeerde. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk bij deze groepering betrokken is geweest en dat hij bij terugkeer naar Nigeria te vrezen heeft voor vervolging of een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser niet overtuigend geacht en heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris zijn besluit goed heeft gemotiveerd. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij daadwerkelijk gevaar loopt vanwege zijn vermeende betrokkenheid bij de groepering. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen vier weken na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.1682

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E. Stap),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Pourjalili).

ProcesverloopBij besluit van 20 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 28 april 2022 op zitting behandeld.Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen I.D.O. Onwuegbuchu.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1977 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Eiser heeft
aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij zich in 2015 heeft aangesloten bij de [militante groeprering] en de [militante groepering] en hierdoor problemen heeft ondervonden. Eiser zou een eed hebben af moeten leggen dat hij een kind van een ander zou offeren. Omdat hij dit niet wilde doen wilden de [militante groepering] hem vermoorden.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante
elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst:
Betrokkenheid bij de [militante groeprering] en de [militante groepering] (tezamen: [militante groepering] ) en de ondervonden problemen als gevolg daarvan.
3. Verweerder vindt het eerste element geloofwaardig en het tweede element niet
geloofwaardig. Volgens verweerder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria heeft te vrezen vanwege zijn betrokkenheid bij de [militante groepering] voor vervolging dan wel een behandeling strijdig met artikel 3 van het EVRM. [1]
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser voert aan dat verweerder zich
ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij de [militante groepering] zat, door de leden wordt gezocht en daartegen geen bescherming kan krijgen van de Nigeriaanse autoriteiten. Verder heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet kan verklaren wat hij voor werk deed voor hij zich aansloot bij de [militante groepering] in 2015. Eiser betoogt dat hij tussen het einde van zijn schoolopleiding bij de Junior Second School in 1995 en het moment dat hij bij de [militante groepering] kwam, als klusjesman heeft gewerkt en ook zwart heeft gewerkt en daarmee een wisselend inkomen heeft genoten. Eiser is bij de [militante groepering] gegaan om geld te verdienen. Hij kwam er pas op een later moment, nadat hij al een tijd bij de [militante groepering] zat, achter dat de organisatie in geldnood zat en dat hij niet uitbetaald zou worden. Hij heeft de groep toen verlaten. Dat hij de namen van de leden niet kan noemen komt omdat hij de leden niet bij naam kende. Hij kan niet veel over de sabotages vertellen, omdat hij als bewaker gepaste afstand moest houden vanwege explosie gevaar. Verder voert eiser aan dat John (een man die hij heeft ontmoet in een bar) hem heeft overgehaald om bij de [militante groepering] te gaan, nadat eiser zijn vertrouwen had gewonnen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Betrokkenheid bij de [militante groepering] en de ondervonden problemen als gevolg daarvan
5. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft
gemaakt dat hij bij de [militante groepering] heeft gezeten en dat hij de [militante groepering] heeft verlaten. Het is dan ook niet geloofwaardig dat eiser activiteiten heeft verricht voor de [militante groepering] en als gevolg daarvan te vrezen heeft voor die [militante groepering] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zijn standpunt goed gemotiveerd op pagina 2 tot en met 6 van het voornemen en, naar aanleiding van de zienswijze, op pagina 2 tot en met 5 van het bestreden besluit. In hetgeen eiser in zijn gronden van beroep en ter zitting heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen reden om hierover anders te oordelen. De stelling van eiser ter zitting, dat verweerder tijdens de gehoren de vragen niet duidelijk (genoeg) aan eiser heeft gesteld, volgt de rechtbank niet, nu daarvoor geen enkele aanwijzing bestaat in de verslagen van die gehoren.
6. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft
gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria heeft te vrezen voor vervolging dan wel voor een behandeling strijdig met artikel 3 van het EVRM.
Conclusie
7. Naar het oordeel van de rechtbank komt eiser niet in aanmerking voor toelating op
grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr.N.Y. Majoor, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.