In deze zaak heeft eiser op 1 februari 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 9 juli 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 17 februari 2022 een verweerschrift ingediend. Op 28 maart 2022 heeft de verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd. De rechtbank heeft vervolgens, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat met de inwilliging van de aanvraag eiser heeft bereikt wat hij beoogde, waardoor het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet meer hoeft te worden beoordeeld. Eiser heeft geen procesbelang meer op dit punt, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Daarnaast heeft de rechtbank, overeenkomstig het verzoek van eiser in het beroepschrift, verweerder veroordeeld in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn vastgesteld op € 379,50, berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.