ECLI:NL:RBDHA:2022:4555
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod; prematuur beroep en procesbelang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 mei 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, van Braziliaanse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een maatregel van bewaring, een terugkeerbesluit en een inreisverbod. De maatregel van bewaring was opgelegd op 22 april 2022, en op 2 mei 2022 werd deze opgeheven. Eiseres trok haar beroep tegen de maatregel van bewaring in, maar diende op 28 april en 3 mei 2022 gronden van beroep in tegen het terugkeerbesluit en inreisverbod. Tijdens de zitting op 4 mei 2022 in Breda was eiseres niet aanwezig, maar de staatssecretaris was vertegenwoordigd.
De rechtbank overwoog dat het beroep tegen het terugkeerbesluit prematuur was, omdat er ten tijde van de indiening nog geen schriftelijk besluit was. Echter, de rechtbank verklaarde dat de niet-ontvankelijkheid om deze reden achterwege bleef, omdat eiseres redelijkerwijs kon menen dat het besluit al tot stand was gekomen. De rechtbank concludeerde dat het terugkeerbesluit zijn werking had verloren, omdat eiseres inmiddels was vertrokken, waardoor het beroep in dat opzicht niet-ontvankelijk was wegens gebrek aan procesbelang. Voor het inreisverbod waren geen beroepsgronden ingediend, waardoor het beroep ook in dat opzicht ongegrond werd verklaard. De rechtbank besloot geen proceskostenveroordeling op te leggen.
De uitspraak werd gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.