ECLI:NL:RBDHA:2022:4528

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
C/09/588958 / HA ZA 20-209
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Internationaal privaatrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale overeenkomst en arbitragebeding in civiele procedure tussen Brumby Shipholdings S.A. en PDVSA c.s.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een geschil tussen Brumby Shipholdings S.A. (hierna: Brumby) en een aantal Venezolaanse bedrijven, waaronder PDVSA en Bariven. Brumby heeft op 12 november 2010 een koopovereenkomst gesloten met Bariven voor de levering van 42 sleepboten. De overeenkomst bevat een arbitragebeding dat geschillen onderwerpt aan arbitrage volgens de regels van het ICC. Brumby heeft conservatoir beslag gelegd op de aandelen van PDVSA in een andere vennootschap en vordert betaling van openstaande bedragen van Bariven. PDVSA c.s. heeft de rechtbank verzocht zich onbevoegd te verklaren, stellende dat de vorderingen onder het arbitragebeding vallen. De rechtbank heeft de procedure in het incident behandeld en moet beoordelen of zij internationaal bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van Brumby tegen PDVSA c.s. De rechtbank overweegt dat de internationale bevoegdheid niet geregeld is door een verdrag en dat de bevoegdheid moet worden beoordeeld aan de hand van het commune internationale bevoegdheidsrecht. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hun stellingen verder te onderbouwen, met name met betrekking tot de vereiste ministeriële toestemming voor Bariven om een arbitrageovereenkomst aan te gaan. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/588958 / HA ZA 20-209
Vonnis in incident van 23 februari 2022
in de zaak van
BRUMBY SHIPHOLDINGS S.A.te Panama-Stad, Panama,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. V.R. Pool te Rotterdam,
tegen

1.BARIVEN S.A.te Caracas, Venezuela,

2.
PETROLEOS DE VENEZUELA S.A.te Caracas, Venezuela,
3.
PDVSA OPERACIONES ACUÁTICAS S.A.te Caracas, Venezuela,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. M. Deckers te Amsterdam.
Partijen zullen hierna enerzijds ‘Brumby’ en anderzijds ‘Bariven’, ‘PDVSA’ en ‘PDVSA O.A.’ genoemd worden. Bariven, PDVSA en PDVSA O.A. worden samen ook aangeduid als PDVSA c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 30 september 2020 en de daarin genoemde stukken;
  • het vonnis in incident van 18 augustus 2021 en de daarin genoemde stukken;
  • de zekerheidstelling voor de proceskosten van Brumby door een door de deurwaarder afgegeven garantie op 7 oktober 2021;
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring tevens tot voorwaardelijke aanhouding van PDVSA c.s., met één productie;
  • de conclusie van antwoord in het incident tot onbevoegdheid tevens tot voorwaardelijke aanhouding, met producties 20 tot en met 22.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten in het incident

2.1.
Brumby houdt zich onder meer bezig met de verkoop van sleepboten.
2.2.
PDVSA is het staatsoliebedrijf van Venezuela. PDVSA O.A. houdt zich bezig met olie- en gaswinning in Venezuela. Bariven houdt zich bezig met de inkoop van materialen, apparatuur en diensten die nodig zijn voor gas- en oliewinning in Venezuela. Alle aandelen in Bariven worden gehouden door PDVSA.
2.3.
Brumby (als verkoper) en Bariven (als koper) hebben op 12 november 2010 een koopovereenkomst gesloten voor de levering van 42 sleepboten. Op deze overeenkomst zijn de ‘
PDVSA Services B.V. Standard Terms and Conditions (Rev. 08-2009)’ van toepassing verklaard (hierna: de algemene voorwaarden).
2.4.
Artikel 27 van de algemene voorwaarden luidt als volgt:
Any and all disputes, controversies and claims arising out of, involving, or relating to the Order shall be referred to, settled and finally resolved exclusively by arbitration under the rules of the ICC International Court of Arbitration (the “Rules”) by three arbitrators appointed in accordance with the Rules. (...) The place of the arbitration shall be The Hague. The language used in the arbitral proceedings shall be English.
2.5.
Op 10 oktober 2019 heeft Brumby, na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, conservatoir beslag doen leggen op de aandelen van PDVSA in de Nederlandse vennootschap Propernyn B.V.
2.6.
Eveneens op 10 oktober 2019 heeft Brumby, na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, conservatoir derdenbeslag gelegd onder PDVSA Services B.V. op alle vorderingen die Bariven heeft en/of uit een reeds bestaande rechtsverhouding op PDVSA Services zal verkrijgen.
2.7.
In Venezuela geldt (vertaald in het Engels) de ‘Venezuelan Commercial Arbitration Law’ (hierna: VCAL). Artikel 4 VCAL luidt vertaald in het Engels als volgt:
Should one of the parties to an arbitration agreement be a corporation in which the Republic (...) hold a participation equal to or higher than fifty percent (50%) of its equity or a Corporation in which the aforesaid persons hold a participation equal to or higher than fifty percent (50 %) of its equity, to beyond, the agreement requires approval from the appropriate corporate entity and the written authorization from the respective Minister.

3.De vordering en grondslagen in de hoofdzaak

3.1.
Brumby vordert in de hoofdzaak – samengevat – om PDVSA c.s. te veroordelen tot betaling aan haar van € 19.934.291,20 en € 12.224.664,95, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Brumby legt aan het gevorderde het volgende ten grondslag. Brumby heeft 42 sleepboten aan Bariven verkocht en geleverd. Bariven heeft de overeengekomen koopsom daarvoor onbetaald gelaten tot een bedrag van € 19.934,291,20. Als gevolg daarvan heeft Brumby € 12.224.664,95 aan extra kosten moeten maken. Bariven dient de openstaande koopsom alsnog te voldoen en de extra kosten die Brumby heeft moeten maken, te vergoeden. Naar het toepasselijke Venezolaanse recht zijn PDVSA en PDVSA O.A. – als concernmaatschappijen die opereren binnen dezelfde economische groep als Bariven – mede aansprakelijk voor deze vorderingen van Brumby op Bariven.
3.3.
PDVSA c.s. vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Brumby voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in het incident

4.1.
PDVSA c.s. vordert vóór alle weren (primair) dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de vorderingen van Brumby tegen PDVSA c.s. Voor zover de rechtbank oordeelt dat zij niet bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen tegen Bariven, maar wel van de vorderingen tegen PDVSA en PDVSA O.A., verzoekt PDVSA c.s. subsidiair dat de rechtbank de procedure tegen PDVSA en PDVSA O.A. aanhoudt totdat onherroepelijk is beslist in de arbitrageprocedure tussen Brumby en Bariven.
4.2.
PDVSA c.s. legt aan haar (primaire) incidentele vordering het volgende ten grondslag. De vordering tegen Bariven wordt bestreken door een rechtsgeldige (exclusieve) arbitrageovereenkomst voor het ICC International Court of Arbitration (hierna: ICC). Daarom is de rechtbank niet bevoegd om van de vordering van Brumby tegen Bariven kennis te nemen. Verder kan de rechtbank in deze procedure ten aanzien van PDVSA en PDVSA O.A. geen rechtsmacht ontlenen aan enige bepaling van het hier toepasselijke commune internationaal privaatrecht.
4.3.
Brumby betwist de incidentele vordering. Volgens Brumby is de rechtbank, gezien de gelegde conservatoire beslagen, internationaal bevoegd ten aanzien van Bariven en PDVSA op grond van artikel 767 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), en is de rechtbank internationaal bevoegd ten aanzien van PDVSA O.A. op grond van artikel 7 Rv.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

commuun internationaal bevoegdheidsrecht

5.1.
In dit incident moet worden beoordeeld of deze rechtbank internationaal bevoegd is ten aanzien van de vorderingen in de hoofdzaak. De internationale bevoegdheid in deze zaak wordt niet geregeld door enig verdrag of enige verordening. De rechtbank moet daarom aan de hand van het commune internationale bevoegdheidsrecht beoordelen of zij internationaal bevoegd is.
Artikel 767 Rv en artikel 1022 Rv
5.2.
In artikel 767 Rv is neergelegd dat, in geval van conservatoir beslag en bij gebreke van een andere weg om een executoriale titel in Nederland te verkrijgen, de eis in de hoofdzaak kan worden ingesteld voor de rechtbank waarvan de voorzieningenrechter het verlof tot het gelegde beslag heeft verleend. De Nederlands rechter kan echter géén internationale bevoegdheid ontlenen aan artikel 767 Rv, indien de bevoegdheid van de Nederlandse rechter is uitgesloten op grond van een arbitragebeding, én de in arbitrage te verkrijgen titel op grond van een te verlenen exequatur in Nederland ten uitvoer kan worden gelegd. Dit volgt uit het bepaalde in artikel 1022 Rv in samenhang met het bepaalde in artikel 767 Rv.
Rechtsgeldige arbitrageovereenkomst tussen Brumby en Bariven?
5.3.
Een beslissing van het ICC kan ingevolge artikel 1062 Rv in Nederland van een exequatur worden voorzien. Dit betekent dat, voor zover het geschil in de hoofdzaak tussen Brumby en Bariven daadwerkelijk wordt bestreken door een rechtsgeldige arbitrageovereenkomst voor dit scheidsgerecht, de rechtbank zich in de zaak tussen Brumby en Bariven onbevoegd moet verklaren
5.4.
De vraag naar de bevoegd- en bekwaamheid van een partij om een arbitrageovereenkomst aan te gaan moet worden beantwoord aan de hand van het nationale recht dat op die partij van toepassing is. Voor rechtspersonen is dat de lex societatis als omschreven in artikel 10:118 e.v. BW. De bevoegdheid van Bariven om de arbitrageovereenkomst aan te gaan wordt dus beheerst door het Venezolaanse recht.
Artikel 4 VCAL
5.5.
Op grond van artikel 4 VCAL geldt voor bepaalde Venezolaanse bedrijven dat ministeriële toestemming nodig is om een arbitrageovereenkomst aan te gaan. Partijen zijn het erover eens dat Bariven een zodanig Venezolaans bedrijf is en dat het toestemmingsvereiste van artikel 4 VCAL dus voor Bariven geldt.
5.6.
Bariven heeft gesteld dat zij deze vereiste toestemming heeft verkregen. Brumby heeft deze stelling gemotiveerd weersproken. De rechtbank stelt Bariven in de gelegenheid om de stelling dat zij de vereiste toestemming heeft gekregen, bij akte te onderbouwen, bij voorkeur met een afschrift van de vereiste ministeriële toestemming. Brumby zal hierop nog mogen reageren. De zaak wordt met dit doel naar de rol verwezen.
Arbitraliteit
5.7.
Brumby heeft in haar laatste processtuk betoogd dat de zaak tussen haar en Bariven naar toepasselijk Venezolaans naar haar aard niet kan worden onderworpen aan arbitrage, omdat het gaat om een zaak van openbare orde gelet op de betrokkenheid van een ‘government-owned company’ en het feit dat de leveringen ten dienste van het algemeen belang (‘public service’) zouden worden ingezet. De rechtbank stelt PDVSA c.s. in de gelegenheid ook hierop bij akte te reageren.
‘Andere weg’ in de zin van artikel 767 Rv?
5.8.
Voor zover het beroep van Bariven op de arbitrageovereenkomst faalt, overweegt de rechtbank reeds nu als volgt. Tussen Nederland en Venezuela bestaat geen executieverdrag. Volgens PDVSA c.s. heeft Brumby niettemin een andere weg dan de onderhavige procedure om in Nederland een executoriale titel voor haar vordering te verkrijgen en is de rechtbank daarom niet bevoegd op grond van artikel 767 Rv. Brumby kan namelijk een civiele procedure voeren in Venezuela en hiervoor op de voet van artikel 431 lid 2 Rv na summiere toetsing een Nederlandse executoriale titel verkrijgen, aldus nog steeds PDVSA c.s. De rechtbank verwerpt dit standpunt. Ook in de summiere vorm van een ‘verkapt exequatur’ brengt toepassing van artikel 431 lid 2 Rv een nieuwe procedure bij de Nederlandse rechter mee, die leidt tot een nieuw Nederlands vonnis. Daarmee is het geen andere weg voor tenuitvoerlegging van een buitenlands vonnis in de zin van artikel 767 Rv.
5.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 9 maart 2022voor uitlating aan de zijde van PDVSA c.s. met de doelen zoals in dit vonnis genoemd (zie 5.6 en 5.7);
6.2.
bepaalt dat de zaak vervolgens wordt verwezen naar de rol van twee weken nadien voor antwoordakte aan de zijde van Brumby;
6.3.
bepaalt dat de zaak daarna wordt verwezen naar de rol van vier weken nadien voor nader vonnis in het incident;
in de hoofdzaak
6.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Voorwinden en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel, rolrechter, op 23 februari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1769