ECLI:NL:RBDHA:2022:4505
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van openlijke geweldpleging, dwang en diefstal met geweld in Den Haag
Op 16 februari 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging, dwang en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De zaak betrof incidenten die plaatsvonden op 17 mei 2019 en 9 september 2019 in 's-Gravenhage, waarbij de verdachte betrokken zou zijn geweest bij geweld tegen twee slachtoffers, aangeduid als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Tijdens de zittingen op 31 januari, 1 februari en 2 februari 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officieren van justitie, mrs. N.J. Ros en I. Doves, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R.P. van der Graaf, gehoord. De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering onvoldoende was om de verdachte wettig en overtuigend schuldig te verklaren. De rechtbank concludeerde dat de betrokkenheid van de verdachte bij de geweldsdelicten niet kon worden bewezen, ondanks belastende verklaringen van getuigen en de aangifte van de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte.