ECLI:NL:RBDHA:2022:449

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2022
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
C/09/622405 / FA RK 21-8508
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag over een minderjarige na zorgen om sociale-emotionele ontwikkeling

Op 10 januari 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2010. Het verzoek tot beëindiging van het gezag werd ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de sociale-emotionele ontwikkeling van [minderjarige]. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en het Raadsrapport van 14 december 2021. Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, was de moeder niet aanwezig, maar waren de Raad, de gecertificeerde instelling en de gezinshuisouders wel aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds augustus 2019 bij de gezinshuisouders verblijft en dat er zorgen zijn over de opvoedingsvaardigheden van de moeder. De moeder heeft onvoldoende stappen gezet om haar opvoederrol te hernemen, en de aanvaardbare termijn voor haar om de zorg voor [minderjarige] zelfstandig te dragen is verstreken. De rechtbank oordeelt dat [minderjarige] in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor zijn verzorging en opvoeding te dragen.

De rechtbank heeft op basis van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek besloten het gezag van de moeder te beëindigen en Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden te benoemen tot voogd over [minderjarige]. De rechtbank benadrukt het belang van stabiliteit en duidelijkheid in het leven van [minderjarige], die zichtbaar last heeft van zijn verleden en behoefte heeft aan een veilig opvoedklimaat. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG
Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: FA RK 21-8508 / C/09/622405
Datum uitspraak: 10 januari 2022
Beschikking van de Enkelvoudige Kamer
Beëindiging gezag
in de zaak naar aanleiding van het op 15 december 2021 ingekomen verzoek van:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
-
[minderjarige]geboren op [geboortedag 1] 2010 te [geboorteplaats 1] ,
hierna ook te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw]

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

de gecertificeerde instelling:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
de beoogd voogd,
alsmede

[gezinshuisouders]

hierna: de gezinshuisouders.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, waaronder het Raadsrapport d.d. 14 december 2021.
Op 10 januari 2022 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de gezinshuisouders.
De moeder is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, maar niet verschenen.

Feiten

  • [minderjarige] is erkend door de heer [de man]
  • De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige] belast.
  • De kinderrechter heeft bij beschikking d.d. 27 oktober 2021 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 9 november 2021 tot 9 oktober 2022, alsmede voor dezelfde duur machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening.
  • Sinds augustus 2019 verblijft [minderjarige] bij de huidige, perspectief biedende gezinshuisouders.

Verzoek en verweer

De Raad verzoekt het gezag van de moeder over [minderjarige] te beëindigen en Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden te benoemen tot voogd over [minderjarige] . Aan het verzoek ligt ten grondslag dat er zorgen zijn om de sociale-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] . Hij heeft een belast verleden waarbij de moeder niet in staat was om zijn veiligheid te kunnen waarborgen. [minderjarige] heeft zichtbaar last van de traumatische gebeurtenissen uit zijn verleden en heeft hierdoor een bovengemiddeld opvoedklimaat nodig. Er zijn zorgen over de opvoedingsvaardigheden van de moeder en de moeder heeft onvoldoende stappen kunnen maken om de opvoederrol weer op zich te kunnen nemen. De aanvaardbare termijn waarbinnen de moeder de verzorging en opvoeding van [minderjarige] zelfstandig kan dragen is verstreken en het perspectief van [minderjarige] ligt in het gezinshuis. [minderjarige] heeft moeite om los te komen van zijn verleden en is erg loyaal naar de moeder toe waardoor het lastig voor hem is om zijn behandeling te ondergaan en aan de gestelde doelen te werken. Hij is een kwetsbare jongen die zichtbaar last heeft van de onzekerheid over zijn perspectief. Het is van belang dat er rust en stabiliteit komt in het leven van [minderjarige] en hij weet dat hij in het gezinshuis mag blijven wonen.
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad. De moeder is naar Zuid-Afrika geweest en heeft daar stappen gezet, maar is daarna weer teruggevallen in haar oude patroon. De moeder komt vaak niet naar afspraken, wat zorgt voor een gevoel van afwijzing bij [minderjarige] . Daarnaast geeft de moeder geen openheid van zaken over hoe het met haar gaat. [minderjarige] heeft het naar zijn zin in het gezinshuis, maar de moeder kan hem soms nog belasten met volwassenenzaken waardoor de bezoeken en belmomenten nog begeleid plaatsvinden. [minderjarige] heeft behoefte aan duidelijkheid waar hij gaat opgroeien en de huidige kinderbeschermingsmaatregelen zorgen voor onrust bij hem.
De moeder zal betrokken blijven bij het leven van [minderjarige] en het is van belang dat dit contact goed verloopt.
De gezinshuisouders hebben ter zitting naar voren gebracht dat [minderjarige] zich positief heeft ontwikkeld. Het is van belang dat hij weet waar hij aan toe is.

Beoordeling

De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [minderjarige] is opgegroeid in een complexe opvoedomgeving waarbij hij getuige is geweest van huiselijk geweld. De moeder is lange tijd niet in staat geweest om zijn veiligheid te kunnen waarborgen en hem een stabiele opvoedomgeving te kunnen bieden. Er is sprake van hechtingsproblematiek en PTSS bij [minderjarige] waardoor hij een bovengemiddeld opvoedklimaat nodig heeft. De moeder is onvoldoende in staat om aan te kunnen sluiten bij zijn opvoedbehoeften en de zorg voor hem te kunnen dragen. De moeder zegt regelmatig afspraken af en creëert onrust bij [minderjarige] door hem te belasten met volwassenenzaken. Daarnaast verloopt de samenwerking met de hulpverlening moeizaam doordat de moeder geen openheid van zaken geeft over wat er in haar leven speelt.
De afgelopen periode heeft [minderjarige] zich positief ontwikkeld in het gezinshuis en gaat hij hier een veilig hechtingsproces aan. De aanvaardbare termijn is inmiddels verstreken en het perspectief van [minderjarige] ligt in het gezinshuis. De huidige situatie veroorzaakt veel onrust bij [minderjarige] en het is van belang dat er duidelijkheid en stabiliteit voor hem komt.
Ook dient voorkomen te worden dat jaar in jaar uit zittingen spanningen geven bij de naast betrokkenen.
De rechtbank zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder daarom toewijzen.
Aangezien de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hem te benoemen. De gecertificeerde instelling heeft zich schriftelijk bereid verklaard de voogdij over [minderjarige] te aanvaarden. De rechtbank overweegt dat de gecertificeerde instelling onafhankelijk en neutraal beslissingen kan nemen in het belang van [minderjarige] en de omgang tussen [minderjarige] en de moeder, zijn [halfbroertje] en de overige familieleden kan monitoren. Zij dient zich optimaal in te spannen voor het onderhouden van contact tussen [minderjarige] en zijn naaste familie.
De rechtbank zal de gecertificeerde instelling daarom belasten met de voogdij over [minderjarige] .

Beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van
de moeder: [de vrouw] geboren op [geboortedag 2] 1987 te [geboorteplaats 2]
over de minderjarige:
-
[minderjarige]geboren op [geboortedag 1] 2010 te [geboorteplaats 1] ,
benoemt tot voogd over voormelde minderjarige:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2022 door mr. J.C. van den Dries, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 januari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.