Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure in zowel de hoofdzaak als de vrijwaringszaak
- de dagvaarding van TNO van 6 augustus 2019, met producties 1 tot en met 38;
- het verstekvonnis van 2 oktober 2019 met zaaknummer C/09/579567/HA ZA 19-932;
- de verzetdagvaarding van 14 januari 2020 tevens houdende incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van de zijde van ART, met producties 1 tot en met 6;
- de conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident;
- het vonnis in het incident van 11 maart 2020, hersteld bij vonnis van 6 mei 2020, waarin de rechtbank ART toestaat om FDI in vrijwaring op te roepen;
- de dagvaarding in vrijwaring van 14 april 2020, met producties 1 tot en met 4;
- het ter rolzitting van 22 april 2020 tegen FDI verleende verstek;
- het tussenvonnis van 10 november 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 3 februari 2022.
2.De feiten in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
‘Afspraken ten aanzien van inzet per week worden tussen partijen afgestemd. Uitgangspunt daarbij is een inzet van 42x5 = 210 dagdelen.’
‘De totale kosten van de Medewerker (vergoeding voor gewerkte uren), ad 700 EURO per dagdeel, excl. BTW (tarief 2012), komen gedurende de gehele looptijd voor rekening van ART.’
- de detacheringsovereenkomst door partijen getekend op 5 respectievelijk 12 november 2013 en die TNO als productie 2 bij de inleidende dagvaarding heeft overgelegd (hierna: detacheringsovereenkomst 2). In artikel 1.1 van deze overeenkomst is vermeld:
- de detacheringsovereenkomst die partijen getekend hebben op 19 respectievelijk 25 maart 2014 en die TNO als productie 3 bij de inleidende dagvaarding heeft overgelegd (hierna: detacheringsovereenkomst 3). In artikel 1.1 van deze overeenkomst is vermeld:
‘TNO zal de door ART verschuldigde bedragen aan het eind van iedere maand declareren middels een factuur. Betaling door ART van de gedeclareerde bedragen zal plaatsvinden binnen een termijn van vijftien (15) dagen na de datum van de factuur.’
- 1 november 2013 (met factuurnummer [factuur 1] ) (hierna: factuur 1) met een bedrag van € 182.669,05. Op deze factuur is vermeld:
- 2 oktober 2013 (met factuurnummer [factuur 2] ) (hierna: factuur 2) met een bedrag van € 6.488,63. Onder het kopje ‘betalingsconditie’ staat:
- 23 januari 2014 (met factuurnummer [factuur 3] ) (hierna: factuur 3) met een bedrag van € 17.656,93. Onder het kopje ‘betalingsconditie’ staat:
- 2 oktober 2013 (met factuurnummer [factuur 4] ) met een bedrag van € 12.100,00. Onder het kopje ‘betalingsconditie’ staat:
- 30 oktober 2013 (met factuurnummer [factuur 5] ) met een bedrag van € 12.705,00. Onder het kopje ‘betalingsconditie’ staat:
3.Het geschil
In de hoofdzaak (in verzet):
4.De beoordeling
In de hoofdzaak (in verzet)
betalingstermijn in overleg met TNO BD’;
joint venturede facturen zou betalen onder de voorwaarde dat de resultaten van onderzoek zouden worden overgedragen aan de
joint venture. Het oprichten van de joint venture en het overdragen van de facturen hebben niet plaatsgevonden zodat niet aan deze voorwaarde is voldaan, aldus TNO.
‘Betalingstermijn in overleg met TNO Bedrijven, [A] ’, maar op dezelfde factuur staat ook
‘Gelieve deze factuur uiterlijk op 01.12.2013 te voldoen onder vermelding van factuurnummer en debiteurnummer’. Uit deze factuur blijkt dan ook niet dat de betaaltermijn werd verlengd. In de e-mail van de heer [B] van 7 juni 2015 staat, zoals ART terecht naar voren heeft gebracht, dat TNO een voorstel zou doen voor de voorwaarden bij handhaving van de vordering, maar hieruit kan ook niet worden afgeleid dat de betalingstermijnen zijn verlengd. Het ging immers slechts om een voorstel dat zou worden gedaan en de voorwaarden konden ook andere voorwaarden dan de betalingstermijn betreffen.
€ 4.982,00(2,0 punten x tarief € 2.491,00)
joint venturetot stand komt, zoals het geval is, de betalingsverplichting kan worden omgezet in een achtergestelde lening of aandelenkapitaal, maar niet dat deze verplichting dan zou (kunnen) komen te vervallen. Verder blijkt uit artikel 3.1 van de intentieovereenkomst dat artikel 1.5 van die overeenkomst bindend is. Daarom wordt het gevorderde toegewezen op de wijze zoals hierna volgt.
€ 4.982,00(2,0 punten x tarief € 2.491,00)