ECLI:NL:RBDHA:2022:4439

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
22/1958, 22/1972 en 22/2140
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende staken van werkzaamheden en bestuurlijke boetes

Op 10 mei 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, een BV en een persoon, een voorlopige voorziening hebben aangevraagd tegen besluiten van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De minister had op 22 maart 2022 aan verzoekster bevolen haar werkzaamheden voor twee maanden te staken wegens herhaaldelijke overtredingen van de Wet minimumloon (Wml). Daarnaast zijn er bestuurlijke boetes opgelegd aan verzoekster van € 44.250,- en aan verzoeker van € 8.375,-. Verzoekers hebben verzocht om opschorting van de werking van deze besluiten totdat op hun bezwaar is beslist.

De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan en vastgesteld dat verweerder geen bezwaar had tegen de opschorting van het bevel tot staking van de werkzaamheden en de inning van de boetes. Op 21 april 2022 heeft verweerder ook aangegeven zich niet te verzetten tegen een veroordeling tot vergoeding van de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, vastgesteld op € 759,-, en heeft bepaald dat het griffierecht van € 730,- voor verzoekster en € 184,- voor verzoeker door verweerder vergoed moet worden.

De voorzieningenrechter heeft de gevraagde voorzieningen toegewezen, wat inhoudt dat het bevel tot stilleggen van het werk en de betalingsverplichtingen van verzoekers worden opgeschort totdat op de bezwaren van verzoekers is beslist. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn en is openbaar uitgesproken op 12 mei 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 22/1958, SGR 22/1972 en SGR 22/2140

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 mei 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] BV, gevestigd in [vestigingsplaats] , verzoekster

en
[verzoeker], uit [woonplaats] , verzoeker,
(hierna tezamen: verzoekers)
(gemachtigde: mr. E.T.P. Scheers),
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder.

Overwegingen

1. Bij besluit van 22 maart 2022 (hierna: primair besluit 1) heeft verweerder verzoekster bevolen haar werkzaamheden voor de duur van twee maanden vanaf 29 maart 2022 te staken, wegens herhaaldelijke overtreding van de Wml. [1] Bij afzonderlijke besluiten van eveneens 22 maart 2022 (hierna: primair besluit 2 en 3) heeft verweerder daarbij aan verzoekster een bestuurlijke boete van € 44.250,-, aan verzoeker een bestuurlijke boete van € 8.375,- opgelegd en bepaald dat deze besluiten openbaar worden gemaakt. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht de werking van de primaire besluiten op te schorten zolang nog niet op het door hen gemaakte bezwaar is beslist.
2. De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om een proceskostenveroordeling. [2]
3. In de verweerschriften van 1 april 2022 heeft verweerder te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen opschorting van het bevel tot staking van de werkzaamheden, de inning van de boetes en de openbaarmaking van de boetegegevens tot op het bezwaar is beslist. Op 21 april 2022 heeft verweerder voorts medegedeeld zich niet te verzetten tegen een veroordeling tot vergoeding van de proceskosten.
4. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). De voorzieningenrechter merkt de zaken aan als samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
5. De voorzieningenrechter acht het in dit geval aangewezen dat verweerder het griffierecht van € 730,- [3] voor verzoekster en € 184,- voor verzoeker vergoedt.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank:
- wijst de gevraagde voorzieningen toe, inhoudende dat het bevel tot stilleggen van het werk en de betalingsverplichtingen van verzoekers worden opgeschort tot op de bezwaren van verzoekers is beslist.
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 730,- aan verzoekster te vergoeden;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 759,- te betalen aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
2.Op grond van artikel 8:84, vijfde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
3.2 x € 365,-.