Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 10 juli 2019 en de daarin genoemde stukken;
- de nota voor deskundige van mr. Hoekstra voor de bijeenkomst van 6 november 2019;
- de nadere toelichting van mr. Procee voor de bijeenkomst van 6 november 2019;
- het verslag van de bespreking van 6 november 2019;
- de brief van mr. Procee van 9 december 2019;
- de e-mail van mr. Hoekstra van 27 november 2019;
- het conceptrapport (aanvullend advies) van 17 maart 2020;
- de brief van mr. Procee van 1 mei 2020 (reactie concept);
- de brief van mr. Hoekstra van 4 mei 2020 (reactie concept);
- het conceptrapport (aanvullend advies) van 3 augustus 2020;
- het conceptrapport (aanvullend advies) van 17 december 2020;
- de brief van mr. Procee van 28 januari 2021 (reactie concept);
- de brief van mr. Hoekstra van 29 januari 2021 (reactie concept);
- het (definitieve) aanvullend advies van 28 mei 2021;
- het proces-verbaal van het op 24 januari 2022 gehouden pleidooi;
- de e-mail van de deskundigen van 4 februari 2022 (kostenopgave);
- de brief van mr. Hoekstra van 4 februari 2022 (kostenopgave)
- de brief van mr. Procee van 23 februari 2022;
- de brief van mr. Hoekstra van 8 maart 2022;
2.De verdere beoordeling
Inleiding
.
windfall profit, omdat hij hiervoor niets heeft hoeven doen. Hij heeft geen ondernemersrisico’s hoeven nemen en geen investeringen hoeven plegen; de waardevermeerdering is [gedaagde] “domweg overkomen”. Deze waardevermeerdering is met de invoering van het bestemmingsplan Harnaschpolder Zuid 2014 weer gedeeltelijk vervallen, aldus het Bedrijvenschap.
windfall profit’ onderbouwen. Dat heeft het Bedrijvenschap nagelaten. Gelet het verloop van de procedure tot nu toe en de wijze waarop het debat zich op dit punt heeft ontwikkeld, ziet de rechtbank geen aanleiding om het Bedrijvenschap aartoe alsnog in de gelegenheid te stellen en/of om op dit punt ambtshalve nader onderzoek te (laten) verrichten. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder van belang dat de deskundigen partijen al in het (eerste) conceptrapport van 17 maart 2020 hebben gewezen op voornoemde uitspraak van 4 december 2019 met daarbij de toelichting dat zij op basis van het procesdossier geen inzage hebben in de planologische situatie ten tijde van de eigendomsverkrijging. Desondanks heeft het Bedrijvenschap ook nadien aan de deskundigen geen nadere gegevens verschaft over de planologische situatie ter plaatse van het onteigende van vóór 2005.
“ [gedaagde] gaat ervan uit dat er geen belastingschade op zal treden.Mocht die er zijn, dan kan de SAOZ worden benaderd.)Ook had [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank een redelijk belang bij het nader laten onderzoeken van (de opmerkingen van Vollebregt Barten over)
eventuelebelastingschade door een fiscalist, in dit geval BDO.