Op 21 april 2022 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De zaak betreft een vrouw, geboren in 1988, die lijdt aan een ernstige verslaving aan cocaïne. De officier van justitie had op 11 april 2022 een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging, waarbij verschillende medische verklaringen en rapporten zijn overgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 april 2022 is de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, gehoord. De vrouw gaf aan dat ze geen drugs meer gebruikt, maar dat ze behoefte heeft aan medicatie om goed te kunnen slapen. Haar advocaat voerde aan dat de verslaving niet zo bepalend is dat het verzoek tot verplichte zorg afgewezen zou moeten worden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw lijdt aan een psychische stoornis die haar in gevaarlijke situaties brengt, en dat zij geen ziektebesef heeft. De rechtbank oordeelde dat de verslaving zo ernstig is dat het denken, voelen en handelen van de vrouw ingrijpend wordt beïnvloed, waardoor zij niet in staat is om de gevolgen van haar daden te overzien. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank verleende de zorgmachtiging, die geldig is tot en met 21 oktober 2022, en bepaalde dat verschillende vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid.