ECLI:NL:RBDHA:2022:4309

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
AWB 20/5012
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Signalering in het Schengen Informatie Systeem van een vreemdeling op basis van openbare orde en veiligheid

Op 8 april 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser met Marokkaanse nationaliteit en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser was met ingang van 24 januari 2020 gesignaleerd in het Schengen Informatie Systeem (SIS) op basis van informatie van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). De NCTV had geconstateerd dat de eiser voornemens was een islamitische conferentie bij te wonen en dat hij als extremistische spreker kon worden gezien vanwege zijn anti-sjiitische uitspraken. De rechtbank heeft het beroep van de eiser tegen het besluit van de staatssecretaris ongegrond verklaard.

De rechtbank overwoog dat de signalering van de eiser in het SIS gerechtvaardigd was, omdat er concrete aanwijzingen waren dat hij een gevaar voor de openbare orde vormde. De rechtbank oordeelde dat de NCTV voldoende onderbouwing had gegeven voor de signalering en dat de beperking van de rechten van de eiser op basis van artikel 9 en 10 van het EVRM legitiem was. De rechtbank concludeerde dat de inmenging in de rechten van de eiser noodzakelijk was in een democratische samenleving en dat de hoorplicht niet was geschonden, omdat er geen twijfel bestond dat de bezwaren van de eiser niet tot een ander besluit zouden leiden.

De uitspraak benadrukt het belang van openbare veiligheid en de bescherming van de rechten van anderen in het kader van vreemdelingenrecht en bestuursrecht. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/5012

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 april 2022 in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. P.R. Klaver),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P.P. Zweedijk).

Procesverloop

Verweerder heeft eiser met ingang van 24 januari 2020 gesignaleerd in het Schengen Informatie Systeem (SIS), voor de duur van twee jaar.
Bij besluit van 16 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2022 op zitting behandeld. Eiser is (door middel van een skype-verbinding) verschenen, met een tolk, de heer H. Ibnolfaqir, en is bijgestaan door zijn gemachtigde
.Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (verder: NCTV) heeft informatie ontvangen waaruit blijkt dat eiser, met de Marokkaanse nationaliteit, voornemens was een islamitische conferentie van 23 tot en met 26 januari 2020 bij te wonen als spreker. Vervolgens heeft de NCTV bij brief van 24 januari 2020 aan verweerder laten weten dat eiser kan worden gezien als een extremistische spreker vanwege zijn anti-sjiitische uitspraken en het bagatelliseren van terrorisme. De NCTV meent dat eiser met zijn voordrachten spanningen tussen bevolkingsgroepen kan veroorzaken en daarmee de openbare orde en openbare rust kan verstoren.
2. Naar aanleiding van de brief van de NCTV heeft verweerder eiser ingaande 24 januari 2020 laten signaleren in het SIS. In het verweerschrift van 31 maart 2022 heeft verweerder deze brief aangemerkt als een deskundigenbericht.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder hem ten onrechte heeft laten signaleren in het SIS en hij ten onrechte wordt gezien als een gevaar voor de openbare orde. Daarnaast doet eiser een beroep op artikel 9 en 10 van het EVRM [1] . Daarbij is van belang dat verweerder geen beperking op deze rechten heeft kunnen maken, nu deze beperking niet is gesteld bij wet in formele zin. Verder heeft verweerder niet gemotiveerd waarom de beperking noodzakelijk zou zijn. Tot slot heeft verweerder de hoorplicht geschonden. Naar aanleiding van het verweerschrift heeft eiser naar voren gebracht dat de brief van de NCTV geen deskundigenbericht is. Subsidiair stelt eiser onder meer dat er nader onderzoek moet plaatsvinden en dat de deskundige moet worden gehoord.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Herhaling gronden van bezwaar
4. Eiser heeft verzocht zijn gronden in bezwaar als herhaald en ingelast te beschouwen in beroep. Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van de gronden in bezwaar, kan de rechtbank niet afleiden waarom eiser van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding dat besluit te vernietigen [2] .
Signalering SIS
5. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder eiser signaleren in het SIS. Uit het beleid [3] van verweerder volgt dat wanneer er concrete aanwijzingen zijn dat een vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde, hij gesignaleerd wordt in het SIS. De brief van de NCTV bevat die concrete aanwijzingen. Daarin wordt uitdrukkelijk onderbouwd dat en waarom de voordrachten van eiser de openbare orde kunnen verstoren. De NCTV heeft daarbij verwezen naar twee uitspraken van eiser. Dat de NCTV niet heeft vermeld waar en wanneer deze uitspraken zijn gedaan, maakt het voorgaande niet anders. Datzelfde geldt ten aanzien van de aanvullende stukken die door eiser in beroep zijn overgelegd.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat in het bestreden besluit de brief van de NCTV niet wordt genoemd als zijnde een deskundigenbericht. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om in te gaan op hetgeen hierover door partijen ter zitting is aangevoerd.
Artikel 9 en 10 van het EVRM
6. Met betrekking tot het beroep van eiser op artikel 9 en 10 van het EVRM, overweegt de rechtbank als volgt. De aantasting van artikel 9 en 10 van het EVRM is alleen legitiem als aan de drie cumulatieve vereisten van het tweede lid van de genoemde artikelen wordt voldaan. De inmenging moet een legitiem doel nastreven, voorzien zijn bij wet en genoodzaakt zijn in een democratische samenleving. Naar het oordeel van de rechtbank is hieraan voldaan.
6.1.
De beperking moet een grondslag hebben in het nationale recht. Deze grondslag kan een formeelwettelijke bepaling zijn, maar dat hoeft niet: met de term ‘wet’ wordt in de zinsnede ‘bij de wet voorzien’, anders dan eiser betoogt, niet noodzakelijkerwijs gedoeld op een wet in formele zin. Het mag ook een wet in materiële zin zijn, of beleid. De regel waaruit de beperking voortvloeit moet in elk geval toegankelijk en voorzienbaar zijn. [4] De regelgeving over het signaleren in het SIS is terug te vinden in het beleid [5] van verweerder en in EU-wetgeving [6] . Verder zijn de bepalingen voldoende duidelijk, zodat hier een bepaalde gedraging op kan worden afgestemd. Hiermee is aan de toegankelijkheid en voorzienbaarheid voldaan.
6.2.
Als er sprake is van inmenging moet de inmenging een legitiem doel dienen. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat het garanderen van de openbare veiligheid en bescherming van de rechten van anderen een legitiem doel is dat het belang van een democratische samenleving dient. Verder heeft verweerder niet ten onrechte geoordeeld dat de inmenging noodzakelijk is in een democratische samenleving in het belang van de openbare veiligheid en de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Zoals onder punt 5 overwogen zijn er concrete aanwijzingen dat de voordrachten van eiser spanningen tussen bevolkingsgroepen van verschillende gezindheden veroorzaken en daarmee de openbare rust en orde verstoren. Om te voorkomen dat eiser de voordrachten houdt die tot verstoring leiden, moet worden voorkomen dat eiser naar Nederland kan reizen. Gelet op het vrij verkeer van personen dat binnen de Europese Unie geldt, is een signalering in het SIS de enige effectieve manier om de komst van eiser naar Nederland te voorkomen.
Hoorplicht
7. De beroepsgrond dat de hoorplicht is geschonden, faalt. Verweerder heeft op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb [7] kunnen afzien van horen nu er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk was dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit dan het primaire besluit.
Wat is de conclusie?
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 april 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1604, rechtsoverweging 7.
3.Zie paragraaf A2/12.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
4.Zie het arrest van het Europees hof voor de rechten van de mens van 26 april 1979, ECLI:CE:ECHR:1979:0426JUD000653874 (Sunday Times/VK), paragraaf 49.
5.Zie paragraaf A2/12.2 van de Vc.
6.Zie artikel 96 Schengen Uitvoeringsovereenkomst en Verordening (EU) 2018/1861.
7.Algemene wet bestuursrecht.