ECLI:NL:RBDHA:2022:4308
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier en inreisverbod
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met als doel het uitoefenen van privéleven op grond van artikel 8 van het EVRM. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, en er werd een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft zij beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter heeft vastgesteld dat er geen lopende bezwaar- of beroepsprocedure meer was, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk werd verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.