ECLI:NL:RBDHA:2022:43

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
C/09/603633/HA ZA 20-1159
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke inbreuk door plaatsing van foto’s in folder en op website

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure over auteursrechtelijke inbreuk. Eiser, handelend onder de naam [Handelsnaam eiser], heeft gedaagde, [gedaagde], aangeklaagd wegens het onrechtmatig gebruik van twee foto’s die door eiser zijn gemaakt en op zijn website zijn geplaatst. Eiser stelt dat gedaagde deze foto’s heeft overgenomen in een folder en op zijn website, wat een inbreuk op zijn auteursrechten zou vormen. Gedaagde ontkent echter enige betrokkenheid bij de folder en de website en betwist dat de foto’s aan hem toebehoren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat gedaagde verantwoordelijk is voor de inbreuk. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser afgewezen, zowel in de hoofdzaak als in het incident, en eiser veroordeeld in de proceskosten van gedaagde. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in auteursrechtzaken en de rol van de bewijslast bij de eiser.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/603633 / HA ZA 20-1159
Vonnis van 19 januari 2022
in de zaak van
[eiser], handelend onder de naam [Handelsnaam eiser] ,
te [plaats 1] ,
eiser in de hoofdzaak,
eiser in incident,
advocaat mr. M.P.V. den Engelsman te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in incident,
advocaat mr. J-F. Grégoire te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 november 2020, tevens conclusie van eis in het incident, met producties,
- de conclusie van antwoord, tevens conclusie van antwoord in het incident, van 20 januari 2021, met producties,
- het tussenvonnis van 7 juli 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 5 oktober 2021, met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Op de mondelinge behandeling is bepaald dat de zaak op de rol zal komen van 27 oktober 2021, voor het uitlaten door partijen over doorhaling van de zaak vanwege het bereiken van een schikking of voor het vragen van vonnis. Nadien hebben partijen vonnis gevraagd.

2.De feiten

2.1.
[eiser] ontwerpt tuinen. Hij is houder van de website [de website 1] . Op die website heeft hij door hemzelf gemaakte foto’s geplaatst van een aantal van zijn ontwerpen.
2.2.
[gedaagde] heeft een hoveniersbedrijf. Deze onderneming staat geregistreerd bij de Kamer van Koophandel (hierna ook: KvK) op het woonadres van [gedaagde] te [plaats 2] , onder nummer [nummer] , met als handelsnaam [Handelsnaam gedaagde] en met als telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
2.3.
Bij per e-mail van 18 september 2020 verzonden brief heeft de advocaat van [eiser] [gedaagde] aangeschreven. In die brief is onder meer opgenomen dat [gedaagde] een folder verspreidt (afkomstig van “ [de Onderneming] ”) in de omgeving van het vestigingsadres van [eiser] met daarin twee foto’s die één op één gekopieerd zijn van de website van [eiser] . [gedaagde] is gesommeerd schriftelijk te bevestigen dat hij iedere verveelvoudiging en openbaarmaking van de twee foto’s staakt en gestaakt houdt, dat hij een door een registeraccountant gecertificeerde en op juistheid en volledigheid gecontroleerde opgave doet van de totale duur dat de uiting met de twee op het auteursrecht van [eiser] inbreuk makende foto’s heeft plaatsgevonden en van het bedrag dat hij tijdens de inbreuk heeft genoten aan winst en dat hij bij overtreding van dit alles een boete verbeurt van € 10.000,-. Ook is hij ertoe gesommeerd een bedrag van
€ 1.950,- aan juridische kosten te voldoen, alsmede op eerste verzoek alle door [eiser] geleden schade te vergoeden.
2.4.
Als bewijs van de gestelde inbreuk was als bijlage bij de brief van 18 september 2020 de hiervoor genoemde folder “ [de Onderneming] ” gevoegd. In die folder is het telefoonnummer [telefoonnummer 2] opgenomen, alsmede het e-mailadres [e-mailadres 1] . In de folder is verder opgenomen dat het aantal manuren wordt berekend vanaf het vertrek van het woonadres van [gedaagde] in [plaats 2] . Ook waren bij de brief van 18 september 2020 twee schermuitdraaien gevoegd van de website van [eiser] waarop de foto’s zijn afgebeeld die in de folder “ [de Onderneming] ” zijn opgenomen.
2.5.
Bij e-mail van 27 september 2020 heeft [gedaagde] gereageerd op de hiervoor genoemde brief. In de e-mail is – zakelijk weergegeven – opgenomen dat [gedaagde] niets van doen heeft met de folder die bij de brief van 18 september 2020 was gevoegd en dat hij een heel andere folder heeft.
2.6.
Bij e-mail van 29 september 2020 heeft de advocaat van [eiser] [gedaagde] onder meer medegedeeld dat hij wel degelijk schuilgaat achter de onderneming “ [de Onderneming] ”, zoals in de folder genoemd. Verwezen is naar een schermafbeelding van de website [de website 3] waarop het KvK nummer van [gedaagde] ( [nummer] ) en het telefoonnummer [telefoonnummer 2] staan vermeld. In de e-mail zijn rechtsmaatregelen tegen [gedaagde] aangekondigd.
2.7.
Bij e-mail van 29 september 2020 heeft [gedaagde] herhaald dat de folder “ [de Onderneming] ” niet van hem is. Hij heeft hiertoe onder meer gewezen op het feit dat het telefoonnummer dat is opgenomen in de folder ( [telefoonnummer 2] ) niet van hem is. Daarnaast heeft hij gewezen op het in het uittreksel van de Kamer van Koophandel genoemde telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
2.8.
Als productie 8 heeft [eiser] een schermafbeelding van de website [de website 3] in het geding gebracht met een foto die afkomstig is van de website van [eiser] . Het betreft een van de twee foto’s die ook is opgenomen in de folder van “ [de Onderneming] ”.
2.9.
Als productie 9 heeft [eiser] een schermafbeelding van het webadres [het webadres] in het geding gebracht waarop het KvK nummer [nummer] is vermeld, het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en het woonadres van [gedaagde] .

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, samengevat, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
In het incident:
I. te bevelen dat [gedaagde] , op straffe van verbeurte van een dwangsom, afschrift of uittreksel dient te verstrekken van door een registeraccountant gecertificeerde en op juistheid en volledigheid gecontroleerde opgaven van (a) de totale duur dat de uiting van de inbreukmakende foto’s heeft plaatsgevonden dan wel deze zijn gebruikt en (b) het totale bedrag van de tijdens de inbreuk op het auteursrecht van [eiser] genoten winst (waarbij bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing van die periode moet worden gerekend vanaf 1 juni 2013);
II. [gedaagde] bij wijze van voorschot te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 80.000,-;
In de hoofdzaak:
III. voor zover de vorderingen onder I. en II. in het incident niet toewijsbaar zijn, die in de hoofdzaak toe te wijzen, en voorts:
primair
IV. te verklaren voor recht dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten van [eiser] door verveelvoudiging en openbaarmaking van de twee foto’s;
V. [gedaagde] te gebieden zich met onmiddellijke ingang te onthouden van iedere inbreuk op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten van [eiser] , zowel op de twee foto’s als op overige gepubliceerde foto’s van [eiser] ;
subsidiair
VI. [gedaagde] te gebieden ieder onrechtmatig handelen te staken en gestaakt te houden, onder meer door zich te onthouden van het gebruik van de foto’s;
zowel primair als subsidiair
VII. te verklaren voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor door [eiser] geleden en nog te lijden schade als gevolg van de inbreuk op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten, althans als gevolg van de onrechtmatige handelwijze van [gedaagde] ;
VIII. [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van die schade, te begroten op
€ 80.000,-, althans op het bedrag aan door [gedaagde] genoten winst als bedoeld onder vordering I. in het incident;
IX. aan het gevorderde onder V. en VI. een dwangsom van € 10.000 te verbinden;
X. [gedaagde] te veroordelen in de advocaatkosten tot en met het opstellen van de dagvaarding, op grond van artikel 1019h Rv [1] begroot op € 5.897,05;
In het incident en in de hoofdzaak:
XI. [gedaagde] te veroordelen in de integrale proceskosten op grond van artikel 1019h Rv voor de werkzaamheden na de dagvaarding, te vermeerderen met de wettelijke rente;
XII. [gedaagde] te veroordelen in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] stelt hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende. Twee foto’s van
[eiser] zijn door [gedaagde] opgenomen in zijn folder (“ [de Onderneming] ”) en één van die foto’s is tevens opgenomen op zijn website [de website 3] . [gedaagde] maakt zich hierdoor primair schuldig aan ongeoorloofde openbaarmaking en verveelvoudiging van de foto’s als bedoeld in de artikelen 12 en 13 Aw [2] . Subsidiair beroept [eiser] zich op dezelfde gronden op een onrechtmatige daad van [gedaagde] . Op grond van artikel 843a Rv heeft [eiser] recht op de in het incident gevorderde stukken. [eiser] moet immers ter onderbouwing van zijn vordering tot schadevergoeding de omvang van de inbreuk kunnen vaststellen. Het verweer van [gedaagde] dat hij niet achter de folder en de website zit, gaat niet op. Een belangrijke aanwijzing hiervoor is dat de website [de website 3] op 20 september 2020 (dus twee dagen na de eerste sommatiebrief) uit de lucht is gehaald. [eiser] heeft dit aangetoond aan de hand van de zogenoemde Wayback Machine (producties 10 en 11). Op de mondelinge behandeling heeft [eiser] aan zijn vorderingen nog het volgende ten grondslag gelegd. Mocht het verweer van [gedaagde] juist zijn dat hij niet achter de folder en de website zit, dan is aannemelijk dat hij weet wie er wel achter zit. Op grond van artikel 6:162 BW [3] is het onrechtmatig om niet te zeggen wie dat is. De vorderingen van [eiser] zijn dus primair gebaseerd op auteursrechtinbreuk en subsidiair op onrechtmatige daad.
3.3.
[gedaagde] heeft – samengevat weergegeven – het verweer gevoerd dat hij actief is in een geheel ander segment van de markt dan [eiser] . Mede vanwege zijn leeftijd en ziekte, houdt hij zich enkel op kleinschalige wijze bezig met onderhoud van tuinen en niet met het ontwerpen van tuinen op de wijze zoals [eiser] dit doet. [gedaagde] kent de folder “ [de Onderneming] ” niet en hij heeft nimmer opdracht gegeven tot het maken of verspreiden van die folder. Ook kent [gedaagde] het telefoonnummer en het e-mailadres ( [telefoonnummer 2] en [e-mailadres 1] die zijn opgenomen in deze folder niet. [gedaagde] heeft niets van de doen met de foto’s die zijn afgebeeld op de website [de website 3] , zijn website is immers [het webadres] .
Als productie 1 legt [gedaagde] zijn eigen folder over (“ [de folder] ”). Daarop is ook de naam van zijn website vermeld ( [het webadres] ). [gedaagde] heeft er geen verklaring voor dat een aantal gegevens op de website [de website 3] (waaronder zijn KvK nummer) aan hem gelieerd kunnen worden. Hij merkt wel op dat voor niemand een belemmering bestaat een website te bouwen en daarop gegevens van derden te vermelden. De advocaat van [gedaagde] heeft via de Stichting Internet Domeinregistratie (SIDN) achterhaald wie de domeinnaam [domeinnaam] heeft geregistreerd. Dit blijkt Cronon AG in Berlijn (Duitsland) te zijn. Van een zaakwaarnemer van deze vennootschap is vernomen dat [gedaagde]
nietde opdrachtgever is van deze registratie. [gedaagde] kan verder (onder meer aan de hand van facturen) aantonen dat hij de houder is van de website [het webadres] . Een en ander dient te leiden tot afwijzing van alle vorderingen. Subsidiair merkt [gedaagde] op dat een schadevergoeding van € 80.000,- in dit geval buitenproportioneel is. Op basis van een tarievenlijst van Stichting FotoAnoniem zou een schadevergoeding per foto, uitgaande van een oplage van maximaal 1.000 stuks, tussen de € 204,- en € 508,- exclusief BTW bedragen. Voor uitingen op internet gaat het om een vergoeding van € 360,- per foto.
Tot slot verzoekt [gedaagde] om [eiser] in de proceskosten te veroordelen op grond van artikel 1019h Rv. Het gaat dan om een bedrag van € 2.582,14 inclusief btw.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In de hoofdzaak:

4.1.
[eiser] heeft in de dagvaarding aangevoerd dat [gedaagde] twee foto’s van [eiser] heeft opgenomen in zijn folder en één van die foto’s tevens op zijn website. De twee foto’s waar het in de dagvaarding om gaat, zijn met een pijl gemarkeerd in de door [eiser] in het geding gebrachte folder (“ [de Onderneming] ”). Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat ook de andere twee foto’s in die folder (die niet met een pijl zijn gemarkeerd) van hem zijn. Indien [eiser] met die stelling heeft bedoeld zijn vorderingen uit te breiden met ook een auteursrechtinbreuk door [gedaagde] op die andere twee (niet met een pijl gemarkeerde) foto’s in de folder en/of onrechtmatig handelen door [gedaagde] , is de rechtbank van oordeel dat [eiser] in strijd met de goede procesorde handelt door die verandering/vermeerdering van eis pas ter zitting in te dienen. Weliswaar heeft [eiser] op grond van artikel 130 Rv het recht zijn eis of de gronden daarvan te veranderen of te vermeerderen zolang nog geen eindvonnis is gewezen, maar gesteld noch gebleken is dat hij dit niet eerder heeft kunnen aanvoeren, terwijl [gedaagde] hierop niet eerder heeft kunnen reageren. Toelating van deze aanpassing zou dus óf leiden tot een onredelijke bemoeilijking van de verdediging óf tot een onredelijke vertraging van het geding indien [gedaagde] alsnog tot een reactie bij akte in staat zou worden gesteld. De stelling van [eiser] dat [gedaagde] ook met de andere twee foto’s een inbreuk maakt op het auteursrecht van [eiser] , subsidiair dat [gedaagde] , door deze te gebruiken, onrechtmatig handelt, zal daarom buiten beschouwing worden gelaten. Dit geding gaat derhalve alleen over de twee in de dagvaarding genoemde foto’s. Daarbij wordt voorop gesteld dat op grond van artikel 150 Rv op [eiser] de bewijslast rust van de door hem gestelde feiten of rechten die hij aan zijn vorderingen ten grondslag legt.
4.2.
[eiser] stelt dat [gedaagde] de twee foto’s heeft overgenomen in de folder “ [de Onderneming] ” en dat [gedaagde] één van die foto’s tevens heeft opgenomen op de website [de website 3] . Dat het auteursrecht op de in geding zijnde foto’s bij [eiser] berust, heeft [gedaagde] niet betwist. [gedaagde] heeft wel gemotiveerd betwist dat de bewuste folder en website aan hem toebehoren. [gedaagde] heeft in dat kader aangevoerd dat hij gebruikt maakt van een
anderefolder en van een
anderewebsite. Hij heeft dit onderbouwd door die andere folder in het geding te brengen. Daarnaast heeft hij ter onderbouwing van zijn verweer dat hij niet schuilgaat achter de website [de website 3] gewezen op de informatie van SIDN en de in het geding gebrachte e-mails van de zaakwaarnemer van Cronon AG. Tevens heeft hij betwist dat het e-mailadres en het telefoonnummer zoals opgenomen in de door [eiser] genoemde folder “ [de Onderneming] ” van hem zijn.
4.3.
Mr. Den Engelsman heeft ter zitting verklaard het telefoonnummer [telefoonnummer 2] zoals opgenomen in de folder “ [de Onderneming] ” niet te hebben gebeld en zich niet te kunnen herinneren of hij een bericht heeft gestuurd naar het e-mailadres [e-mailadres 1] dat is opgenomen in die folder. Nu op [eiser] de bewijslast rust van zijn stelling dat de folder aan [gedaagde] toebehoort, had van [eiser] verwacht mogen worden dat hij wel het in de folder opgenomen nummer had gebeld of een e-mail had gestuurd naar het in de folder opgenomen e-mailadres. Dit geldt te meer, nu [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij voor zijn bedrijf gebruik maakt van het e-mailadres [e-mailadres 2] en van het in het uittreksel van de Kamer van Koophandel vermelde telefoonnummer [telefoonnummer 1] , dus van een ander telefoonnummer en e-mailadres dan zoals die in de folder en de website zijn opgenomen. Daar komt bij dat [gedaagde] heeft betwist dat hij de gewraakte folder heeft verspreid en door [eiser] daarover niets is gesteld, anders dan dat hij die folder één keer onder ogen heeft gekregen via een klant van hem in [plaats 1] . Evenmin heeft [eiser] iets gesteld over de periode waarin de folder zou zijn verspreid en/of over de mogelijke oplage van die folder.
4.4.
De conclusie in de hoofdzaak is dat [eiser] tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat de folder “ [de Onderneming] ” en de website [de website 3]
toebehoren aan [gedaagde] . Daarmee staat niet vast dat [gedaagde] een inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [eiser] of dat [gedaagde] , zoals subsidiair door [eiser] gesteld, onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. [eiser] heeft onvoldoende gesteld om tot nadere bewijsvoering te kunnen worden toegelaten. Een en ander leidt tot afwijzing van alle vorderingen van [eiser] in de hoofdzaak.
4.5.
[eiser] zal op grond van artikel 1019h Rv worden veroordeeld in de werkelijke proceskosten, deze worden conform de kostenopgave van [gedaagde] begroot op
€ 2.582,14 inclusief btw aan advocaatkosten en € 937,-aan griffierecht. Het door [gedaagde] gevorderde bedrag valt binnen de Indicatietarieven in IE-zaken voor een eenvoudige bodemzaak.
In het incident:
4.6.
Nu in de hoofdzaak de vorderingen van [eiser] zijn afgewezen, leidt dat er toe dat de vorderingen in het incident, die immers samenhangen met de vorderingen in de hoofdzaak, tevens dienen te worden afgewezen.
4.7.
[eiser] zal worden veroordeeld in de proceskosten in incident. Uit de proceskostenopgave van [gedaagde] in de hoofdzaak blijkt dat het door [gedaagde] gevorderde bedrag € 2.582,14 inclusief btw mede ziet op de kosten voor het incident.

5.5. De beslissing

De rechtbank
In het incident:
5.1.
wijst de vorderingen af,
In de hoofdzaak:
5.2.
wijst de vorderingen af,
In het incident en in de hoofdzaak
5.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 937,- aan griffierecht en op € 2.582,14 aan advocaatkosten,
5.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. van Eekeren, rechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2022 door mr. D. Nobel, rolrechter.

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
2.Auteurswet
3.Burgerlijk Wetboek