Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de ophouding van een vreemdeling. De eiser, die stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit bezit en geboren is in 1998, werd op 29 maart 2022 opgehouden door de Koninklijke Marechaussee (KMar) en op 30 maart 2022 in vrijheid gesteld. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze ophouding, waarbij hij aanvoert dat de vreemdelingrechtelijke staandehouding onrechtmatig was, omdat er geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf zou zijn. Eiser verbleef op een metroperron in Rotterdam en had rechtmatig verblijf in verband met zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft het proces-verbaal van de staandehouding en de omstandigheden rondom de ophouding beoordeeld.
De rechtbank concludeert dat er voldoende feiten en omstandigheden waren die een redelijk vermoeden van illegaal verblijf opleverden, gezien de locatie van de staandehouding nabij de buitengrens van het Schengengebied en de ervaringsgegevens van de KMar. De stelling van eiser dat er sprake was van discriminatoir optreden werd niet gevolgd. De rechtbank oordeelt verder dat, hoewel het proces-verbaal niet duidelijk maakt wanneer de ophouding is beëindigd, de maximale termijn voor ophouding niet is overschreden.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier R. Ben Sellam, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.