In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als ambtenaar bij de Nationale Politie, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor plaatsing in de functie van generalist intelligence (schaal 7). De aanvraag werd oorspronkelijk afgewezen door de korpschef van Politie, die stelde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (Raaf). Eiseres had op 20 januari 2018 verzocht om bevordering, maar haar verzoek werd afgewezen op basis van de argumentatie dat haar werkzaamheden niet wezenlijk afweken van haar huidige functie als medewerker intelligence (schaal 6).
De rechtbank heeft de zaak op 21 september 2021 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder in zijn verweerschrift zijn standpunt handhaafde dat eiseres niet voldeed aan de niveaubepalende elementen van de functie van generalist intelligence. Eiseres heeft echter in een aanvullend beroepschrift uiteengezet waarom zij meent dat haar werkzaamheden wel aan deze elementen voldoen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat eiseres niet aan de voorwaarden voldeed. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door eiseres te bevorderen naar de functie van generalist intelligence (schaal 7) met terugwerkende kracht tot de datum van haar aanvraag. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.